Column Reformatorisch Dagblad – ‘Een zendingskerk op het zendingsveld’
16 mei 2013

Als bijbelvertaler wil je graag in contact blijven met de mensen voor wie je de Bijbel vertaalt. Sinds een aantal jaren werk ik samen met het Kabwa Bijbelvertaalteam, om één van de kleine taalgroepen in het noorden van Tanzania te bereiken in hun moedertaal.

Op een zondagmorgen bezoek ik één van de kleine kerkjes in het gebied waar de Kabwa mensen wonen. De meeste kerkjes zijn klein. De gemeente die ik vandaag bezoek komt normaal samen in een simpel bouwsel van bamboestokken, rieten matten en plastic zeil. God zal niet minder blij zijn met de lofliederen die Hem hier vandaan bereiken, dan vanuit welke kathedraal dan ook. Maar vandaag is het kerkje leeg. We horen al snel dat de gemeente een vergelijkbaar schaduwrijk afdakje heeft gebouwd zo’n twee heuvels verderop.

Als we goed kijken zien we heel wat huisjes verspreid over de savanneachtige vlakte. De Kabwa stam is een volk dat leeft van het land, zorgt voor het vee, en bidt om de regen. Het is een hard leven. En iedereen beseft dat het christelijk geloof in het alledaagse leven tot nu toe nooit veel heeft betekend. Je zou het ‘zendingsveld’ kunnen noemen.

Al snel stromen van alle kanten mensen samen naar het provisorisch in elkaar gevlochten kerkje. Ik hoor dat vandaag de afsluiting is van een driedaagse serie van evangelisatie-diensten. Gemeenteleden hebben niet-christelijke vrienden uit de buurt uitgenodigd om samen te zingen voor God en om uitleg te krijgen over het Evangelie. Tijdens het voorstellen van ‘de evangelisten onder ons’ staat bijna de halve gemeente op. Ik word er stil van. Na de indringende preek wordt er gebeden voor de mensen die in de afgelopen dagen tot geloof zijn gekomen en bij de gemeente willen horen. Voor sommigen wordt kort gebeden. Voor anderen – mensen die in hun leven veel ruimte gegeven hebben aan de duistere machten – wordt met kracht en overgave gebeden om bevrijding. Ik bid mee, en kijk toe. Ik zie hier een gemeente die strijdt in Gods koninkrijk. Een gemeente waar mensen leven vinden. En dan realiseer ik me opeens weer: ik bevind me hier op zendingsveld. En… de zendelingen zijn de Kabwa mensen zelf! Kabwa gelovigen die echt geven om hun buren en vrienden, hen willen laten delen in de vreugde om God samen te prijzen, en dan met hen op de knieën voorin de kerk zitten om te bidden om vergeving en bevrijding.

Dr. Stefan Paas zei onlangs in deze krant: “Elk land kan zendingsbasis én zendingsland zijn.” Deze morgen zit ik in een gemeente waar God al volop aan het werk is, ook naar buiten toe. God heeft vaak geen blanke zendelingen nodig om de laatste ‘witte velden’ te bereiken. Toch hebben deze jonge gelovigen het Woord van God nodig om te groeien in het volgen van Hem. De Kabwa bijbelvertalers zijn bevoorrecht, want zij mogen Gods woorden voor hen laten klinken in de taal van hun hart.

Ik probeer regelmatig met één van onze Bijbelvertaalteams naar de dorpen mee te gaan om onze nieuw vertaalde hoofdstukken te testen. Het helpt me om onze ‘doelgroep’ scherp voor ogen te houden als we iedere dag beslissingen nemen of iets wel of niet te begrijpen valt. Gisteren zouden we weer gaan, maar het liep een beetje anders dan we gehoopt hadden.

We zijn op weg naar een dorpje dat een beetje moeilijk te bereiken valt. Wat langere reizen doen we vaak met onze auto, een sterke four-wheel-drive die ons vrijwel overal weet af te leveren. We zijn nog geen uur onderweg, of de stoom slaat uit de motor. Oververhit. Wéér! Het is een probleem waarvan we hoopten dat het na 5 reparaties nu opgelost was, maar blijkbaar toch niet. Het duurt een tijdje voor de motor wat is afgekoeld, de koelvloeistof weer is bijgevuld, en we weer een poging kunnen wagen. Nog geen vijf minuten verderop staan we voor ‘de Rode Zee’. “Hoe komen we er doorheen?” vragen we ons af.

Wat jongelui uit een naburig dorp, die van het probleem een bron van inkomsten heeft gemaakt, staan klaar om ons door de rivier te duwen. De motor uit natuurlijk, want we zullen tot halverwege de autodeuren onder water komen. We wikken en wegen wat te doen. Het is nog vroeg in de morgen. De rivier is nu nog zo’n 30 meter breed, maar hoe zal het vanavond zijn als we op de terugweg er weer door moeten? Het regent momenteel iedere dag, en de rivier zal ongetwijfeld snel dieper worden. We besluiten dat het wel een beetje een groot risico is met een auto die ons zojuist al in de steek heeft gelaten. We gaan terug. Met pijn in het hart, want we weten dat zo’n 25 kilometer aan de andere kant van de rivier een groepje mannen op ons wacht. Het zou de eerste keer zijn dat ze de Bijbel in de Kabwa-taal zouden gaan horen. Ze hadden ons de hele morgen regelmatig gebeld of we er al aankwamen. We zijn zwaar teleurgesteld dat we ze nu moeten laten wachten. Wellicht dat we na het regenseizoen, of met een betere auto, de overtocht kunnen wagen, en ook deze mannen God in hun eigen taal horen spreken.

Op de terugweg passeren we nog wat andere Kabwa-dorpen waar we met kleine groepjes wat hoofdstukken uit Genesis testen. Ook goed, maar toch niet helemaal wat we van plan waren.

Terug in Musoma zoek ik gelijk onze automonteur op. Na een half uurtje rekenen is zijn advies duidelijk: “We hebben alles geprobeerd, en de kosten van het vervangen van de halve motor zijn zo hoog, dat het niet de moeite waard is voor een auto van 20 jaar oud. Ik zou maar eens naar een andere auto uitkijken.” Slik… Daar hadden we niet op gerekend. Hoe komen we aan een betrouwbare auto hier? Maar het geld hebben we gewoon helemaal niet. En we hebben toch een auto nodig! Een hoop vragen, en we hebben op dit moment niets wat ook maar een beetje op een antwoord lijkt…

De Kabwa gemeenschap was er vrij duidelijk over: We willen inderdaad graag het Nieuwe Testament, maar dan wel mét het boek Genesis erbij. En zo zijn we onlangs met Genesis begonnen. Wat een avontuur is het om dit boek te lezen en te vertalen samen met mijn Tanzaniaanse bijbelvertalers!

Op een dag waren we de vertaling van Genesis 16 aan het bespreken, het hoofdstuk waarin Sarai de suggestie aan Abram doet om maar bij haar slavin Hagar een kind te verwekken. Als Hagar na enige tijd zwanger blijkt te zijn, terwijl Sarai zelf geen kind kan krijgen, loopt de spanning in Abram’s tenten zo hoog op dat Hagar weg moet. De manier waarop  alles gebeurt, voelde voor mijzelf wat vreemd en eigenlijk oneerlijk aan, maar mijn vertalers vonden het allemaal heel normaal. Ze herinnerden zich verschillende voorbeelden van identieke situaties in hun eigen families. En dat niet alleen, ze hadden ook nog eens een hele schat aan woorden beschikbaar voor dingen waar wij amper een fatsoenlijk woord voor hebben.

In de Kabwa cultuur was het tot voor kort gebruikelijk dat een man met meerdere vrouwen getrouwd was. Toch bleef de eerste vrouw altijd de echte, met een speciale status en gezag. Haar slavinnen noemden haar ‘oma’ (kuuku). Maar als het gebeurde dat één van de slavinnen een kind kreeg van dezelfde man met wie haar meesteres was getrouwd, dan veranderde daarmee nogal wat. Ze was niet primair meer haar slavin, maar nu ook één van zijn vrouwen. Als haar meesteres haar toch weer ‘slavin’ zou noemen, dan zou dat ronduit beledigend zijn, en reden tot een gigantisch familieconflict.

Voor de Kabwa mensen, die vertrouwd zijn met zulke complexe familierelaties, is een hoofdstuk als Genesis 16 uit het leven gegrepen. En als Hagar maar telkens ‘de slavin’ wordt genoemd, dan voelen ze ook feilloos aan dat er een onmogelijke situatie is ontstaan waar een oplossing voor moet worden gevonden.

Ik was nogal verbaasd om te lezen dat Sarai ronduit tegen Abram zegt: “Jij bent verantwoordelijk voor het onrecht dat mij wordt aangedaan! Laat God maar beoordelen wie er in zijn recht staat: ik of jij!” Maar de vertalers zeiden: Natuurlijk, hij heeft Sarai’s slavin zwanger gemaakt. Ook al was het hele plan door Sarai zelf bedacht, Abram blijft wel verantwoordelijk voor alle familiekwesties. En Sarai erkent hier gewoon zijn gezag. Zonder hem kan zij niet meer over haar slavin, die nu één van haar mans vrouwen is geworden, beslissen.

Zo had ik er eerlijk gezegd zelf nog niet naar gekeken. Ik realiseer me telkens weer: de leefwereld van mijn vertalers staat zo dicht bij die van Abram. Het stelt hen in staat om dingen soms scherper te zien en sneller te begrijpen dan een Hollandse jongen uit de stad ooit zal kunnen.

Ik ben blij dat we niet alleen het Nieuwe Testament vertalen, maar ook een boek als Genesis. We moeten niet onderschatten wat het voor mensen kan betekenen om te ontdekken dat de Schepper-God, die mensen generaties lang hebben erkend en vereerd, de God blijkt te zijn die heel persoonlijk betrokken is bij het leven van zijn kinderen op aarde. Sommige verhalen uit het Oude Testament kunnen dat in een Afrikaanse context soms krachtiger overbrengen dan Paulus dat ooit met één van zijn brieven zou kunnen. Ieder verhaal bevat een boodschap. Afrikaanse ogen zien die soms sneller dan westerse.

Een maand of twee geleden kregen we opeens een idee. Vlak bij ons huis ligt een stuk land dat eigenlijk niet goed gebruikt werd. De grond hoort bij ons huis, maar we hadden er de eerste jaren niet zoveel tijd voor om er iets mee te doen en kochten groente en fruit gewoon op de lokale markt. Zo nu en dan verbouwde iemand uit de wijk wel eens wat mais op ons land, maar dat was het dan wel. Jammer, want het is vruchtbare grond.

Samen met onze tuinman heb ik toen een plan gemaakt om de grond klaar te maken en van alles en nog wat te gaan planten. We spraken af dat de opbrengst niet alleen voor zijn en ons gezin zou zijn, maar ook voor de anderen die bij ons werken. Wat over is, mag hij dan verkopen en de opbrengst houden.

We zijn nu ruim twee maanden verder, en ik moet zeggen dat we er enthousiast over zijn! Jonas, onze tuinman is hard aan de slag elke week, en zorgt ervoor dat alle groente de beste behandeling krijgt en voldoende water. Momenteel groeien er tomaten, Chinese kool, paksoi, witte kool, wortels, spinazie, sla, pompoenen, en bananen.

Als de kool of de spinazie bijna klaar is om te oogsten, komen er dagelijks mensen langs om een paar vierkante meter te mogen plukken. Daar betalen ze Jonas dan voor, en verkopen het zelf op de markt of langs de weg. Momenteel eten niet alleen wij verse groente, maar ook onze buren en onze vrienden die ons in en rond het huis helpen. En Jonas’ gezin krijgt nu maandelijks een mooi extraatje door de opbrengst van de oogst.

Natuurlijk zouden we Jonas een maandelijks extraatje kunnen geven in plaats van al dat gezwoeg op het land. Maar dat zou niet tot hetzelfde resultaat leiden, ben ik bang. Het is veel eervoller als je maandelijks rond kunt komen doordat je er hard voor hebt gewerkt, dan wanneer je iedere maand weer afhankelijk bent van een gift waar je niets voor hebt hoeven te doen. Jonas is een bemoedigend voorbeeld van iemand die niet om meer geld vraagt, maar initiatief neemt en hard werkt voor zijn brood (al lust ie geen brood). Als wijzelf ooit uit Musoma vertrekken, heeft hij voldoende ervaring opgedaan om dit zelfstandig door te zetten en voor zijn gezin te blijven zorgen.

Het is iets waar we als gezin regelmatig over na moeten denken: Hoe kunnen we deze mensen – die nu voor ons werken – helpen om structureel uit armoede te komen? We proberen iedereen heel praktisch te helpen voor nu en later. Dat doen we bijvoorbeeld door te helpen met het afbouwen van een huisje, door maandelijks wat salaris opzij te leggen voor als wij vertrekken en ze nieuw werk moeten zoeken, of door het bijdragen aan een naaicursus, of met een klein moestuinprojectje. Het is voor veel mensen een lang en langzaam proces om uit armoede te komen, maar we willen graag hulp bieden voor de lange termijn. En dan moeten we nu al nadenken over de tijd wanneer wij hen zelf niet meer financieel en praktisch zullen kunnen steunen.

Iedereen is er inmiddels wel aan gewend dat de decembermaand een onrustige en gevaarlijke maand is. Bijna iedere avond wordt er bij heel wat huizen ingebroken, mensen worden tijdens inbraken soms verminkt of vermoord, en ’s avonds laat waagt niemand zich meer op straat. Dit jaar is echter anders dan anders.

Het begon een week of twee geleden. We hoorden dat er een paar onthoofde lijken waren gevonden. Kinderen. Iedereen tastte in het duister over het hoe en waarom. Maar het bleek slechts het begin te zijn van een verschrikkelijke reeks moorden. Momenteel worden iedere dag kinderen vermist, en worden hun lichaampjes zonder hoofd terug gevonden. Niet alleen in de dorpen, maar ook in de stad Musoma zelf. Gisteravond zijn in de wijk waar wij wonen weer in ieder geval drie mensen vermoord. De hoofden zijn – naar men zegt – nodig als betaling aan traditionele medicijn-mannen. De belofte is dat als je een kinderhoofd in een goudmijn gooit (en mijnen hebben we hier genoeg), dat je dan bergen goud kunt verwachten. Blijkbaar gelooft men erin. Met alle verschrikkelijke gevolgen van dien.

Ik schrijf hierover met afschuw. Maar wil ook eerlijk zijn, omdat het een reële geestelijke strijd is waar gebed zo hard voor nodig is. Het Afrika van de mooie foto’s is niet het Afrika van de mensen die hier wonen. Mensen zijn bang, vooral vrouwen en kinderen. Niemand durft zijn kinderen meer zonder toezicht op straat te laten rondlopen. De verhalen die we horen zijn ronduit schokkend. Niemand herinnert zich dat dit ooit eerder is gebeurd op deze schaal. Iemand zei gisteren tegen me: “Het lijkt erop dat Satan onze regio helemaal onder zijn macht wil nemen.” De duisternis is volop aanwezig. Wat nu gebeurt, zijn werken uit de afgrond, waar je met afgrijzen van vervuld raakt.

Alleen Jezus Christus, die Satan al definitief hééft verslagen, kan hier redding brengen. Bid met ons mee om een doorbraak van Gods Koninkrijk, juist nu de duisternis alles en iedereen in zijn greep heeft.

Een paar woorden van Paulus uit Efeze 6:10-18 om ons te bemoedigen en te leiden:

“Zoek uw kracht in de Heere, in de kracht van zijn macht. Onze strijd is niet gericht tegen mensen, maar tegen de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de lucht. Neem daarom de wapens van God op om weerstand te kunnen bieden op de dag van het kwaad, om goed voorbereid stand te kunnen houden. Laat u bij het bidden leiden door de Geest. Bid voortdurend voor alle heiligen.”

* Graag dit bericht niet verder verspreiden zonder eerst even met mij te overleggen.

Het is zondagmorgen, bijna 8 uur. Er staat iemand luid te claxonneren voor onze poort. Als ik met m’n nog ongekamde kuif ga kijken wat er aan de hand is, blijkt het één van mijn Tanzaniaanse collega’s te zijn. ‘Ben je klaar?’ roept hij enthousiast. Nou, nog niet dus. Ik nodig hem uit om binnen te komen, en geef hem een compliment dat hij zo lekker vroeg is. ‘Vroeg?’ vraagt hij verbaasd. We zouden toch 8 uur vertrekken. Als ik antwoord dat we pas rond een uur of half 10 zouden gaan, draait hij zich met een lach om en zegt: ‘Dan ga ik nog even wat buren begroeten!’  Ik hoop dat ze al wakker zijn, en klaar om met een veel te wakkere dominee aan de babbel te gaan….

Iets na negenen vertrekken we. Het is bijbelzondag. Een jaarlijkse zondag waarin we eropuit trekken om in verschillende kerken te vertellen over het bijbelvertaalwerk. Onderweg pikken we nog twee collega’s op. Iedereen zal vandaag wat doen. Onze wakkere dominee zal preken. De vertalers zullen uit hun vertaling voorlezen en uitleg geven, en ik zal wat vertellen over ons werk in de regio, plus nog een verrassing. We komen rond 10 uur aan bij het kerkje van rieten matten en plastic dak. Langzaam aan stroomt het kerkje vol, en klinkt het ene na het andere loflied. Zonder dak klinkt het eigenlijk wel net zo persoonlijk, zeker als je zingt terwijl je naar boven kijkt.

Het enthousiasme voor ons werk is groot. De vertaling spreekt voor zich. We hoeven mensen niet te overtuigen dat ons vertaalwerk mensen helpt om de Bijbel te begrijpen, dat spreekt gewoon voor zich als één van de vertalers verschillende stukken uit de Bijbel voorleest.

Het hoogtepunt van de dienst is het moment waarop we de eerste twee brieven van Paulus aan mogen bieden in de Kabwa-taal. We hadden de twee brieven in een klein boekje geprint en een stapeltje meegenomen voor de gemeente. Nadat we ze uitgedeeld hebben, begint iemand spontaan te zingen “Laten we onze God prijzen, want vandaag heeft Hij ons redding gebracht!” Een ontroerend moment. Tijdens de dienst hebben we wel vier keer een passage gelezen in de moedertaal, iets wat normaal nooit gebeurt. We zien deuren opengaan, ook in de kerkjes waar we regelmatig even op bezoek gaan. We danken God dat er steeds meer draagvlak en waardering komt voor het krijgen van de Bijbel in de moedertaal.

Na de dienst worden we uitgenodigd om bij de dominee te blijven eten. We zitten binnen te wachten, en het duurt nogal even voordat de dominee zelf komt. Ik loop nog even terug naar het kerkje, en daar zie ik hem met nog een aantal mensen om een meisje heen staan. Het meisje, zo’n 16 jaar, wordt al een hele tijd aangevallen door boze geesten die haar kapot willen maken. Haar ouders hebben haar meegebracht naar de kerk, en gedurende zo’n 30-40 minuten wordt er voor haar gebeden. Ik mag ook meestrijden door te bidden in Jezus’ naam. En door Hem alleen is het meisje bevrijd. Jezus leeft echt! Als we teruglopen naar huis, zegt de dominee tegen mij: “Dit gebeurt bijna iedere week. De duivel en zijn boze geesten hebben heel lang alle ruimte gekregen. We zien nu dat het Evangelie de duisternis afbreekt.”

De brieven van Paulus die nu beschikbaar komen voor de Kabwa-mensen, kunnen van doorslaggevende betekenis zijn om in de geestelijke strijd staande te blijven, en te overwinnen. We geloven in de kracht van het Woord!

Gisteren was het eindelijk zover dat ook de Simbiti-mensen de eerste bijbelboeken in hun eigen taal kregen. Ondanks mijn hoofdpijn was ik in staat om er bij te zijn. Ik voel me persoonlijk erg betrokken bij dit vertaalteam en de Simbiti-mensen. Samen met mijn collega’s heb ik ongeveer een jaar lang met het team samengewerkt om het Lukas-evangelie zorgvuldig te testen, en samen met de gemeenschap knopen door te hakken over belangrijke woorden als God, Heilige Geest en bekering. De viering gisteren was echt een feest, en ik wil jullie graag laten delen in de feestvreugde!

1. De Simbiti-stam woont precies aan de overkant van de inham van het Victoria-meer. Vanuit Musoma zien we dus iedere dag de bergen waartussen de Simbiti-mensen wonen.

2. Het is momenteel regenseizoen in onze regio, en de wegen waren soms erg modderig. Onderweg passeerden we vier kuddes koeien en geiten die nooit over verkeersregels hebben gehoord.

3-4. Toen we in het dorpje Kenesi aankwamen, was het feest al begonnen.

Lees verder →

Gisteren hebben we opnieuw een bijzondere dag meegemaakt. Samen met ons bijbelvertaalteam hebben we de dozen met de eerste twee bijbelboeken in de Jita-taal ingepakt en aangeboden aan de bevolking. De Jita-taal heeft ruim 300.000 sprekers, en is daarmee de grootste bevolkingsgroep waarin we werken. Hieronder een impressie van de viering. Ik denk dat de foto’s voor zich spreken:

Lees verder →

Misschien hebben jullie in het nieuws meegekregen dat er doden gevallen zijn bij een stammenstrijd in Kenia. Nadat er drie weken geleden meer dan 50 mensen gedood waren van de Orma-stam, zijn er gisteravond weer 11 mensen van de Pokomo-stam gedood. Het conflict draait om waterbronnen, grasland, en diefstal van vee. Toen ik eerder dit jaar in Kenia was om te helpen bij het trainen van bijbelvertalers, waren er ook vertalers uit deze stammen bij. Bid voor een einde aan het geweld, en dat het Evangelie een weg zal banen naar vergeving en vrede.

Woensdagmiddag was ik bij het postkantoor in de stad om onze stembiljetten voor de Tweede Kamer verkiezingen op de bus te doen. Toen ik met Elisa aan de hand weer naar buiten kwam, zag ik een straathond onder onze auto liggen. Ik dacht: die gaat wel weg als ik de auto start. Maar dus niet. Toen ik uitstapte om te kijken waar hij was en me bukte om onder de auto te kijken, viel hij me plotseling aan. Hij heeft me verschillende keren in m’n been gebeten en was nogal wild. Mensen die het zagen waren er vrij zeker van dat hij hondsdolheid had. Omdat zijn tanden er vrij diep ingegaan zijn, moest ik gelijk behandeld worden. Gelukkig gebeurde het dicht bij het ziekenhuis, waar ze de wond konden schoonmaken. Ik moest gelijk antibiotica hebben en spuiten tegen hondsdolheid (rabies), maar die hadden ze niet. Gelukkig waren deze injecties ergens anders in Musoma wel beschikbaar. Ik ben toen naar een ander ziekenhuisje gegaan waar ik wat meer mensen ken (die ik niet telkens geld hoef te geven om het volgende papiertje in te vullen), en daar hebben ze me de eerste injectie gegeven. Nu moet ik over 3, 7, 14 en 28 dagen weer eentje. Zonder deze injecties is hondsdolheid erg gevaarlijk voor mensen, maar als de vaccinaties goed blijken te werken, zal het normaal gesproken genezen. Maar dat weten we pas na 40 dagen.

Ik was erg blij dat ikzelf gebeten werd, en niet Elisa die bij me was! De kleine meid is al zo bang voor prikken. En dankbaar dat wij genoeg geld hebben om de toch wel dure medicijnen te kopen (voor de meeste mensen meer dan 1 of 2 maandsalarissen); veel Tanzanianen zouden er niet toe in staat zijn geweest. De eerste injectie moet altijd binnen 14 uur na een beet gegeven worden, en ik had eigenlijk niet verwacht dat ze in Musoma te krijgen zouden zijn. We zijn erg dankbaar dat we toch niet weer op reis hoefden naar een grote stad, en bidden nu dat het goed zal aflopen.