Een van de meest waardevolle dingen van ons leven hier in Tanzania is het hebben van vriendschappen, vooral met Tanzanianen. Tegelijkertijd realiseerde ik me dit weekend heel sterk: dit levert voor mij ook meteen de meest moeilijke vragen op, over hoe ik een vriend kan zijn in een situatie waar iedereen tekort heeft. Het gebrek is groot, daar hoeft niemand van overtuigd te worden als je hier woont, de vraag is hoe je er op reageert. En dat blijft moeilijk. Hieronder een impressie van drie bezoekjes tijdens dit weekend.
Vrijdagmorgen komt een bewaker van ons vertaalkantoor naar mij toe. Hij legt mij uit: “Vorige maand is mijn vrouw bevallen van een kind (nr. 7), ze woont sindsdien bij haar ouders in een dorpje zo’n 25 km buiten Musoma, ze wil graag naar huis, maar we hebben geen geld voor een taxi. Sasa, utasaidiaje? Nou, hoe ga je me helpen?” Ik moest er even om lachen. De vraag was niet of ik wilde helpen, maar hoe ik hem zou helpen. Ik bood hem aan om zijn familie de volgende morgen op te halen met onze auto. Ik kon natuurlijk wel aan zien komen dat dit niet even een kwestie van ophalen en wegbrengen zou worden. Er moeten relaties gebouwd worden, en daar hoort van alles bij. Natuurlijk chai, de mierzoete thee waar ik tegenwoordig waarempel dol op ben. En het aanhoren van de hele familiegeschiedenis, inclusief alle ziektes, sterfgevallen en problemen van alle dag. Dan komt natuurlijk het salaris aan bod, dat volstrekt ontoereikend is om een hele familie in leven te houden en de kinderen naar school te sturen. En terecht, daar hoef je geen wiskundige voor te zijn. Je ziet de kinderen voor je, en weet dat ze waarschijnlijk nooit de kans zullen krijgen om goede scholing te krijgen, met alle gevolgen van dien (ik vroeg een van zijn dochters met hoeveel studenten ze in haar klas zat, 145 zei ze…). Na een uurtje of 2 vertrokken we met moeder en kind en nog twee jochies, waarvan eentje bij mij op schoot mocht sturen. Hij was drukker om te kijken of z’n buurjongetjes hem wel zagen zitten, dan om fietsers te ontwijken, maar dat zij hem vergeven (zou ik waarschijnlijk ook gedaan hebben). Na een flesje cola (het is een algemeen bekend gerucht dat je mij niet zonder cola kunt wegsturen) ging ik weer naar huis, nadenkend over deze familie. Moeilijk. Zouden wij hen op een of andere manier kunnen helpen?
’s Middags ging ik even naar de lokale markt om groente en fuit te kopen, en om iemand te bezoeken waar ik een beetje bevriend mee ben geraakt. Het is iemand uit de Simbiti-stam, die woont in een van de dorpen die tegen de stad zijn aangegroeid. Ik had hem vorige week beloofd dat ik hem een keer thuis zou bezoeken. Zaterdag moest het er maar van komen. Voordat hij zijn groentestalletje overdroeg aan de buurvrouw, vroeg hij wat ik lekkerder vond: rijst of ugali. Dat is geen moeilijke vraag: rijst! En of ik vis luste? Altijd! Weet je tenminste dat je niet hoeft te kauwen op halfgaar vlees (dit dacht ik zachtop). Ik werd allerhartelijkst ontvangen, voor het eerst een blanke op bezoek. Zo’n twintig kinderen uit de buurt kwamen de auto inspecteren (al was hij de week ervoor al door de APK gekomen), en werden om de 4 minuten door mijn gastheer Alois kwasi boos weggejaagd. In de schaduw van een sinaasappelboom wisselden we onze verhalen uit, over onze families, over Nederland, over de Simbiti-geschiedenis, over voetbal, en…. over wat er vorig jaar is gebeurd. Misschien herinnert u zich nog ons verhaal over hoe onze muur en poort waren ingestort na een tropische regenbui. Op die dag gebeurde er in dit gezin iets heel ergs. Iedereen lag te slapen, terwijl de regen het fundament onder het huis aan het wegspoelen was. Opeens zakte de helft van het huis in. Een klein kind was op slag dood, twee anderen zwaargewond. Die twee laatsten zijn er weer bovenop, het jongste kind ligt begraven in de tuin. Het halve huis staat er nog, de open muur dichtgemetseld, het dak onderstut met een zware balk. De vader vertelt het eerlijk: “Als het zo hard regent, dan slapen we niet echt meer. Niet in dit huis.” Op een andere plek vlak bij is hij een nieuw huis aan het bouwen. Het fundament ligt er, steviger dan je doorgaans ziet. Het is geen vraag waarom. Deze man heeft gezien welke prijs een slecht gebouwd huis kan hebben, een pijnlijke les. Ik begrijp helemaal waarom dit gezin graag in een goed huis wil wonen, en dat het moeilijk is als je niet verder kunt met bouwen omdat al je geld op gaat aan de allerdaagse uitgaven. Het afbouwen van dit huis kan nog wel 10 jaar duren; dat is 10 regenseizoenen. Moeilijk. Ondertussen stel ik me opnieuw de vraag: Zouden wij hen op de een of andere manier kunnen helpen? De vrouw van Alois kookte een voortreffelijke maaltijd voor ons (ik vond het werkelijk verrukkelijk): verse rijst met perfecte vis en een lekker sausje. Ik heb gegeten als een Afrikaan (twee dikke borden vol, zodat zelfs mijn gastheer niet bleef aandringen toen ik zei dat ik echt vol zat)!
Zondagmiddag gingen we met z’n alles op bezoek bij Mama Naomi, de vrouw die elke morgen bij ons thuis komt om voor Elisa te zorgen. Ze woont in een klein huisje ergens in Musoma, samen met haar 2 kinderen, en tijdelijk nog wat gasten. Het is een allerhartelijkst en lief mens, en we waarderen haar erg. Dorien helpt haar structureel om geld opzij te leggen voor het betalen van de huur en om alles rond te krijgen. Sinds vorig jaar helpen we ook haar dochtertje Naomi, zodat ze naar school kan gaan. Mamo Naomi zelf zit nu op naailes, zodat ze straks zelfstandig kan rondkomen als haar werk bij ons erop zit (wanneer Elisa ook naar school gaat). Op verschillende manieren kunnen we dit gezin zo helpen, hopelijk voor de langere termijn. Michaja en Elisa vinden het leuk om weer met hun oude vriendinnetje te kunnen spelen.
Mama Naomi gaat met Dorien een traditioneel Tanzaniaanse maaltijd koken: ugali (basisvoedsel), okra (soort groene groente), dagaa (soort kleine visjes) en een vissausje. Hoewel we geen enorme fans zijn van ugali, was alles met elkaar toch erg lekker. Vooral Michaja en Elisa zijn er dol op (omdat ze dit vaak bij de buren eten).
Het samen eten is erg belangrijk. In deze cultuur laat het zien dat je vrienden bent. Dat we dit weekend zo verschillende keren Afrikaans hebben gegeten herinnert ons aan iets heel speciaals: we hebben vrienden!