Ik ben zojuist aangekomen in een soort nonnen-klooster zonder nonnen. Een rustig Romeins-achtig gebouw met aan atrium en een prachtige tuin, en dat in een van de rustigste wijken van Nairobi.

De komende twee weken zal ik een consultant-training volgen over dingen die voor mijn werk erg relevant zijn (de focus ligt op Discourse Analysis, voor wie weet waar dat over gaat). Trouwens, het was een interessante rit op de weg hiernaar toe…

Vanmorgen vroeg ben ik uit Musoma vetrokken, rond een uur of kwart over zes. De taxi-chauffeur die me naar de grens zou brengen, bezorgde me vanaf de eerste kilometer buiten Musoma angstzweet. Binnen een uur stonden we al aan de grens. Minstens een Olympisch record. Bij de grens was iedereen geweldig behulpzaam. Het was nog rustig (wat wil je om 7 uur ’s morgens), en de op het eerste gezicht wat knorrige douanebeambte hielp me zelfs om wisselgeld te vinden (terwijl hij een uitgelezen kans had op $5 dollar fooi te krijgen, want ik moest m’n visum hebben). Petje af. Ik was van plan om na de grens nog een keer een taxi-ritje te maken naar het stadje Kisii, om vandaar met een shuttle naar Nairobi te gaan. Bij de grens stond echter een grote bus met draaiende motoren te wachten, om… op weg naar Nairobi te gaan. “Wanneer vertrekken jullie?”, vroeg ik. “Ieder moment, uiterlijk 8 uur!”. Ik had beter moeten weten, want de bus was nog nagenoeg leeg. Tegen een uur of 9 vertrokken we toch, maar toen begon het feest. Voor ongeveer ieder levend wezen dat zijn hand bewoog, werd gestopt. Hoe meer zielen, hoe meer shillings. De bus bleek niet meer dan een veredelde daladala, de busjes waarvoor het principe geldt: ‘Er kan er altijd nog eentje meer bij’. Uiteindelijk heb ik een uur of 8 in dat ding gezeten. M’n rug is beurs.

Onderweg had ik een enorm probleem. Ik maakte een fatale fout. Ik kocht een flesje cola. Nu voel ik me daar normaal in het geheel niet schuldig over, maar deze keer had ik alle spijt van de wereld (hoewel het me lekker smaakte). Mijn laatste toiletbezoek – als je niet geïnteresseerd bent in dit onderwerp: lees dan verder vanaf de volgende alinea – dateerde van ’s morgens vroeg 6 uur. Ongeveer een half uurtje nadat ik mijn colaatje verorberd had, kwam ik tot de pijnlijke constatering dat mijn blaas echt overvol was. Ik dacht dapper: ‘Even volhouden, we zijn bijna in Narok voor de pitstop!’ Maar na 20 minuten moest ik echt toegeven dat ik een kilometer extra niet meer zou gaan redden. Ik wist niet meer hoe ik moest zitten, kreeg ontzettende pijn in mijn rug, en het pijnzweet brak me uit. Maar ik hield het nog droog. Ik naar de chauffeur toe met het vriendelijke verzoek of ik even ‘medicijnen mocht opgraven’ (een Swahili uitdrukking voor als je een plasje moet doen). Hij lachte en zocht een plekje waar ik de bush in kon duiken om me van het ongeneugd te verlossen. Ik was nog maar net achter de struikjes verdwenen, of de hele bus stroomde leeg met mensen die iets aan een vergelijkbaar probleem moesten doen. Ik voelde me al niet schuldig meer (ze waren me vast allemaal dankbaar, dat veronderstel ik dan zo maar). En wat was het weer heerlijk zitten daarna, verrukkelijk!

Onderweg heb ik heerlijk Swahili kunnen praten met twee mensen waar ik naast zat. Ik heb een hoop geleerd, bijvoorbeeld hoe je met een bankbiljet snel van een lastige agent af kunt komen. Vanavond heb ik heerlijk Nederlands kunnen praten met twee medelanders die ook deze training volgen. Morgen gaan we echt beginnen. Ik heb er wel zin in!

Geef een reactie

Post Navigation