We voelden ons aardig goed voorbereid toen we toeleefden naar onze uitzending. We hadden zin om naar Tanzania te gaan en om daar een verschil te maken in de levens van gewone mensen. We hadden echter geen idee hoe de werkelijkheid ons door elkaar zou schudden. En dat we het zonder de hulp van God nooit vijf jaar zouden volhouden.
Terwijl we ons voorbereidden, lazen we veel over het land waar we naar toe zouden gaan. We zagen foto’s van hongerige kinderen. We lazen verhalen over een snel groeiende jonge kerk. We hoorden over zendelingen die alles gaven om de liefde van Jezus maar door te geven. Het raakte ons diep, en dat gaf een verlangen om ook te gaan. En God stuurde ons.
Die hongerige kinderen blijken nu soms zo ondankbaar, brutaal, veeleisend. Je wordt door ze bestolen. Je wilt ze liefhebben, maar het is zo veel makkelijker met een foto dan wanneer ze je buurkindjes zijn. Je merkt opeens zo’n tekort aan geduld en ontferming, en je schrikt ervan. Je wilt alles geven, maar op een dag realiseer je je opeens dat het je niet lukt, dat je er de energie niet meer voor hebt. Je voelt je er schuldig over, verward in ieder geval.
Die snel groeiende jonge kerk die we zo graag wilden dienen, werd zomaar een grote bron van teleurstelling. In het begin leek het geweldig om samen met de plaatselijke kerk het Evangelie verder te verspreiden, ook naar de onbereikte dorpen. We droomden over het toerusten van de kerk en het opzetten van bijbelstudiegroepen. Alleen al het woord ‘kerk’ bracht ongekende energie in ons naar boven. Maar op een dag realiseerden we ons dat dingen helemaal niet zo snel veranderen, laat staan verbeteren. We zagen dat de kerk een plek is waar leiders zich soms meer om zichzelf dan om anderen bekommeren. Hoe meer we de taal begonnen te begrijpen, des te meer schrokken we ervan hoe Jezus in de kerk de grote afwezige kon zijn. De kerk werd zomaar een plek waar je zelfs als zendeling liever niet wezen wilde. Nogal verwarrend. Kwamen we niet om de kerk te ondersteunen? Emoties en visie kunnen soms zo hard botsen. Je komt er niet uit, zonder Jezus’ hulp.
We kennen onze roeping. Maar de werkelijkheid test voortdurend de grenzen van ons geduld, de diepte van ons geloof en de spankracht van onze liefde. En we slagen niet altijd voor de test. Zonder een genadige God en geduldige vrienden die blijven bemoedigen en bidden, geloof ik niet dat wij tot het einde van dit jaar zullen kunnen dienen op de manier zoals Jezus het heeft bedoeld. Alleen mét Hem kunnen we vruchtbaar dienen, ook op de momenten dat we onszelf soms zulke ongeschikte zendingswerkers voelen.
[Deze column werd gepubliceerd in het Reformatorisch Dagblad van donderdag 9 Januari 2014.]