Afgelopen vrijdag hielden we de eerste officiële discussie-dag met onze belangrijkste meelezers (‘reviewers’). We waren benieuwd hoeveel ze opgestoken hadden van onze training eind vorig jaar, en of mensen (op tijd) zouden komen opdagen. We werden positief verrast: al voor 9 uur ’s morgens waren we compleet met 8 meelezers, 2 vertalers en ik. Het werd een erg productieve dag met veel waardevolle adviezen. Een groot deel ervan hebben we overgenomen.
We hebben o.a. besloten om de spelling van de naam van Jezus aan te passen (Yeesu i.p.v. Yesu). Ook hebben we de knoop doorgehakt over de Kabwa-vertaling voor ‘verbond’ (Emuma i.p.v. Eriragano). Scherpe ogen hebben zo’n 25 spellingfouten uit de tekst weten te halen, al ging het vaak erom of een klinker lang of kort uitgesproken wordt. We hadden een uitgebreide discussie over het ‘Onze Vader’. Tot nu toe wordt het gebed vooral in het Swahili gebeden, maar de tijd is rijp om nu in het Kabwa tot onze hemelse Vader te bidden. Dat hebben we dan ook samen gedaan. We hadden natuurlijk onze Lukas-versie van het Onze Vader bij ons (daar ging de discussie immers over), maar we hebben ook een boekenlegger gemaakt met het Onze Vader erop (maar dan de meer bekende versie uit Mattheüs). We hopen echt dat dit meer mensen helpt om hun moedertaal te gebruiken wanneer ze met God spreken in hun gebeden. We kregen een leuke discussie over het stukje dat zegt “Geef ons heden ons dagelijks brood”. In de Kabwa vertaling staat er letterlijk: “Geef ons vandaag ons dagelijks eten”. Eén van de Rooms-Katholieke broeders merkte op dat we eigenlijk ‘brood’ zouden moeten gebruiken, en niet ‘eten’. Toen vroegen we hem: “Hoe vaak eet u brood per week?”. Hij zei: “Eigenlijk nooit!” “En toch vraagt u God elke morgen weer om brood?!” Iedereen moest natuurlijk lachen, omdat ze wel inzagen dat een letterlijke vertaling in deze cultuur weinig betekenis heeft. Brood wordt in de dorpen feitelijk nooit gegeten, misschien één keer per jaar op een bruiloft. De mensen in deze regio eten iedere dag ugali, een stevige buikvullende substantie dat van meel gemaakt wordt. Dát is het dagelijkse eten waar je niet zonder kunt. Je hebt het iedere dag weer nodig, en het is niet vanzelfsprekend dat er voedsel voor je klaar staat (ik wou schrijven “op tafel staat”, maar dat zou ook weer niet recht doen aan de eetgewoonte in deze cultuur). Toen we kort wat uitleg gaven over de joods-oosterse achtergrond van dit gebed, waarin Jezus ervan uit ging dat zijn discipelen dagelijks brood voorgeschoteld kregen, stelde één van de meelezers voor om dan maar ugali te gebruiken (“Geef ons vandaag de ugali die we dagelijks eten”). Maar dat ging de meesten te ver, met name omdat Jezus niet doelde op ugali (hij kende het wellicht niet eens), dus we kunnen hem deze woorden niet in de mond leggen. Een algemene term zoals ‘eten’ (waar brood toch onder valt), is wel heel acceptabel, omdat dat feitelijk Jezus’ punt weergeeft: datgene wat je dagelijks weer nodig hebt, vraag dat aan je hemelse Vader. Zouden we toch ‘brood’ gebruiken in deze cultuur, dan mis je de betekenis dat het om iets gaat dat je dagelijks nodig hebt.
Na een lunch van rijst met twee stukken vlees waar ik nog geen flintertje vanaf wist te knagen (en dat ligt niet aan m’n slechte gebit), kregen we een boeiende discussie over de inleiding die we geschreven hebben, de verklarende woordenlijst, alle afbeeldingen, en de kaft van het Lukas-Evangelie. We proberen deze groep mensen, die invloedrijke posities innemen in de Kabwa kerken, volop te betrekken bij ‘hun bijbelvertaling’.
Eerder deze week hebben we een “taalcommissie” opgezet in de Kabwa dorpen. Een comité van 15 Kabwa mensen zal ons werk gaan promoten, onze materialen verspreiden in de dorpen, en de viering van de publicatie van Lukas gaan voorbereiden (er zullen ongetwijfeld een paar koeien gaan sneuvelen!). Opnieuw een goede stap om ons werk helemaal onderdeel te laten worden van de Kabwa cultuur. We beseffen: áls we erin slagen om de Kabwa mensen vanaf het begin bij ons werk te betrekken, en dat vol te houden, dan zal het eindresultaat ook ontvangen worden als “iets waar wij zelf aan meegewerkt hebben, ten behoeve van onze eigen generatie, onze kinderen en onze kleinkinderen”. En dat is iets om trots op te zijn!
Leuk om te lezen!!