Het is voor iedereen even wennen, maar ook ik (Dorien) ben nu aan het werk. Vier morgens in de week zet ik Michaja en Elisa in hun autostoeltjes en rij ik om kwart over acht de poort uit. Hobbel de hobbel, goed uitkijken voor de scheurbrommers, af en toe even goed toeteren, en dan zijn we alweer bij het kantoor. Niet vergeten tegen iedereen goedemorgen te zeggen en te vragen naar de welstand van de familie…
Vandaag wilde Michaja eindelijk ‘Shikamoo’ zeggen tegen mama Vanessa. Compleet met een mooie kniebuiging. Vinden ze prachtig, als zo’n klein mzungu meisje hen op z’n Tanzaniaans respectvol groet. Als mama Naomi komt met haar dochtertje Naomi (3 jaar) ga ik even met ze mee naar hun ‘schooltje’, achter op het terrein. Na een kus loop ik weg, met luid gehuil in m’n oren. Als ik het kantoor inloop is het alweer stil gelukkig.
Deze week heb ik me gebogen over de “orthography statement” van het Zinza. Dat is de taal waar ik me voornamelijk mee ga bezighouden. Al sinds de jaren ’90 werken er mensen van SIL aan, maar er is nog genoeg werk te doen! Ik heb dus al een heleboel gegevens tot mijn beschikking, opgeschreven door de mensen van wie ik het stokje overneem. In een orthography statement staat welke letters gebruikt worden om het Zinza te schrijven. En wanneer je een klinker lang en wanneer kort schrijft. En als er wel eens een stukje van een woord ingeslikt wordt als je wat woorden na elkaar zegt, moet je dat stukje dan wel of niet opschrijven? Bijvoorbeeld het woord kast, als je nou een kleine kast hebt dan zeg je toch kasje, simpel genoeg toch? Of raakt er dan iets in de war…
De Zinza mensen hebben lang vergaderd over zulke dingen, wat is nou de beste manier om Zinza te schrijven, zo, dat het niet teveel op Swahili lijkt maar echt Zinza is, en het toch niet te moeilijk is voor de mensen die nog niet zo gewend zijn om te lezen. Daar hebben ze beslissingen over genomen, en die mag ik nu netjes opschrijven. Zodat de vertalers weten of alle woorden in Lukas straks goed gespeld zijn.
Eliud komt binnen, hij is net naar het postkantoor geweest en hij heeft ook wat voor de Kamphuisjes meegenomen. Daar word ik zomaar even heel blij van! Drie kaarten nog wel (en grappig genoeg uit drie verschillende landen). Dat maakt vandaag een dag met een vrolijk randje.
Om half elf is het tijd voor even bijpraten met collega’s onder het genot van chai met chapati. Daarna nog even doortypen en muizen, en om kwart over twaalf pak ik m’n tas weer in. Door de meiden word ik met luid gejoel begroet. We stappen de auto weer in, mama Naomi krijgt een lift naar de halte van de daladala, en na nog meer gehobbel-de-bobbel en getoeter zijn we weer thuis.