In een eerdere blog heb ik geschreven over mijn ‘viskunsten’ aan het water. Dat heeft me een aantal leuke afspraakjes opgeleverd. Al een paar keer heb ik met iemand aan het water gezeten om er samen een paar bakjes kibbeling uit te trekken. Tot nu toe heb ik getalenteerde collega’s gehad die er de nodige wisten te vangen. Vanmorgen vroeg – al om half zes zaten we aan het water! – probeerden Marnix Lukasse en ik ze te pakken te krijgen (al werden we soms afgeleid door een prachtig ijsvogeltje, opspringende karpers, en een houthakkende zwarte specht). We vingen in zo’n vier uur zo’n 50 vissen, waaronder een mooie snoek, een grote brasem en een knotsgrote karper.
En het vangen van de karper was een sensatie, eerlijk! Het is de grootste vis die ik in mijn korte leventje gevangen hebt. Een karper is een zware en sterke vis, en het vraagt alle concentratie om de lijn strak te houden en op het juiste moment te lijn te laten vieren. Het kostte ons 15 minuten voor we deze kanjer van een paar kilo in het net kregen.
Een prachtige ervaring om zo’n zware en vechtlustige karper te bedwingen met een werphengeltje die ik jaren geleden voor 15 euro heb gekocht. Toen we hem weer netjes teruggezet hebben in het water, vielen al die andere 48 voorns en bliekjes toch wel in het niet en besloten we om er maar gelijk een eind aan te maken. Wie zei trouwens dat vissen saai was?