Vrijdag ben ik opnieuw naar een van de dorpen in de Kabwa-stam geweest. Ons doel: om te controleren of onze vertaling van Lukas 24 goed te begrijpen valt. Onderweg geniet ik altijd van het prachtige uitzicht over het Kabwa-gebied: de groene heuvels, de honderden hutten verspreid tussen de akkers en op de achtergrond een paar bergen waar de regenwolken maar niet over heen kunnen komen. Een prachtig stukje aarde, waar het leven echter weerbarstig is. De mensen hebben honger geleden, een paar jaar lang. Maar sinds november heeft het meer dan ooit geregend, de grond is doorweekt, de velden groen. Regen is een geschenk van boven.
Vandaag bezochten we het dorp Bukabwa. Het is het oudste en eerste dorp waar de Kabwa-mensen zich gevestigd hebben, jaren geleden. Iedereen spreekt hier de Kabwa-taal, alle 5.000 inwoners. De kinderen spreken alleen maar Kabwa, zelfs als ze op school Swahili beginnen te leren (wanneer ze zeven jaar oud worden). Het verraste me toch weer. Als je in Tanzania werkt denk je dat iedereen Swahili spreekt, maar dat is niet waar. Ga 10 minuten van de verharde weg af en je vindt gemeenschappen waar alleen de moedertaal wordt gebruikt. Zelfs al kennen mensen de nationale taal (tot op zekere hoogte), ze zullen liever hun moedertaal gebruiken dan het Swahili. Ik was blij om dit met eigen ogen te zien, en te horen dat de kinderen mijn Swahili alleen in hun moedertaal konden beantwoorden. Dít is de groep mensen die het met meest van ons vertaalwerk zal profiteren. En vandaag hebben we dat nadrukkelijk gemerkt, toen 8 mensen voor het eerst over het lijden, sterven en opstanding van Jezus hoorden in hun eigen taal. Lees verder →