Momenteel ben ik zo’n 11 uur van ‘thuis’ in Tanzania. Ik ben uitgenodigd om naar Kenia te komen om mee te helpen bij het trainen van een lichting nieuwe bijbelvertalers. Zo’n 20 studenten uit Kenia, Tanzania, Oeganda en Zuid-Sudan zijn voor drie weken bij elkaar gekomen om te leren hoe ze de Bijbel kunnen vertalen in hun eigen talen. Het is een bont gezelschap. Ik zie een Rooms-Katholieke priester uit Oeganda die aan een universiteit heeft gestudeerd. Ik zie ook een jonge man uit Zuid-Sudan die net zijn middelbare school heeft afgerond. En juist zijn getuigenis maakte veel indruk op me.

John Dunyí, want dat is zijn naam, komt uit het door oorlog verscheurde zuiden van Sudan, het jongste land van Afrika.  Hij is de eerste in zijn stam die een goede opleiding heeft gekregen in het naburige land Kenia. Jaren geleden heeft God duidelijk tot hem gesproken. John kreeg een verlangen in zijn hart om zijn eigen mensen toegang te geven tot de woorden van God. God bracht iemand op zijn pad die voor zijn scholing kon betalen. En nu zit John hier voor me terwijl hij alles in zich opneemt wat hij maar kan leren. Z’n brede lach als hij weer iets nieuws leert is aanstekelijk. En hij is niet de enige. Na de les gisteren kwam John naar mij toe en zei: “Mijn hart is vol van vreugde. Ik heb iets geleerd wat ik gisteren nog niet wist. Ik heb zo’n zin om te beginnen met vertalen!”

Ik voel me enorm bevoorrecht dat ik mensen als John mag trainen om een goede bijbelvertaler te worden. Zijn enthousiasme is prachtig, al weet hij nog niet half hoeveel moeilijke dingen hij nog moet leren. Maar ik voel me blij als ik een vertaler zie met een diepe liefde voor Gods woorden  en een liefde voor mensen.

[Deze column is vandaag verschenen in het tijdschrift De Wekker. De Wekker is het officiële landelijke blad van de Christelijke Gereformeerde Kerken.]

Geef een reactie

Post Navigation