LVLC logoOns team in Musoma is op zoek naar versterking. Voor onze internationale zendingsschool hebben we een extra basisschoolleerkracht nodig.

Ben jij een gediplomeerde leerkracht met minimaal 1 jaar ervaring in het onderwijs en goede beheersing van het Engels, dan is dit een geweldige gelegenheid om te werken in een unieke onderwijsomgeving.

Door je werk maak je het voor meerdere zendingsfamilies mogelijk hun werk te blijven doen in Musoma. Momenteel zijn 4 families voor hun onderwijsbehoeften afhankelijk van de school, met in totaal 8 leerlingen op verschillende niveaus. Nog eens 3 families maken voor enkele vakken gebruik van de school.

team lvlc

Het schoolgebouw

Scheikunde proefjes

Er wordt verwacht dat de nieuwe leerkracht in Tanzania kan arriveren in januari 2016, en voor een periode van in ieder geval 18 maanden beschikbaar is.

Meer informatie over de vacature is hier te vinden: http://www.teachers-in-service.org/lvlc_tanzania.php.

Als je denkt dat God je roept voor dit werk, neem dan contact op met Toby Mak (afdeling recruitment van onze veldorganisatie) via recruitment_utb@sil.org. Je kunt natuurlijk ook even contact met ons opnemen als je meer wilt weten over het leven en werken in Musoma.

Weet je iemand anders die mogelijk geïnteresseerd zou kunnen zijn in deze rol, vergeet dan niet om dit bericht even te delen. Bedankt!

Ik herinner me goed de laatste dienst in onze thuisgemeente, een paar dagen voordat we opnieuw uitgezonden werden naar Tanzania. Ik wist wat ik zou zeggen, althans waar ik de nadruk op zou leggen. Ik vroeg de gemeente om niet alleen voor ons als gezin te bidden, maar vooral ook voor de mensen die we met ons werk zouden bereiken. Ik heb vaak speciaal gebed gevraagd voor de kleinste bevolkingsgroep in ons project, de Kabwa. En vandaag kan ik schrijven over hoe God zichtbaar aan het werk is onder de Kabwa-mensen.

De Kabwa-stam is lange tijd erg gesloten geweest voor het Evangelie. De evangelisten die in het gebied geplaatst werden hebben me vaak verteld dat de Kabwa-mensen niet veel op hebben met de kerk. En ook al kun je in bijna ieder dorpje wel een of meerdere kerkjes vinden waar een handvol mensen wekelijks bij elkaar komt, je kunt toch nauwelijks zeggen dat veel Kabwa-mensen volgelingen van Jezus Christus zijn.

1.Toen ik vijf jaar geleden begon om het Kabwa-gebied te bezoeken en vriendschappen op te bouwen met leiders van kerken en dorpen, raakte ik onder de indruk van moeilijke levensomstandigheden van deze mensen. Ik kon me zonder veel moeite inleven dat vrijwel iedereen prioriteit gaf aan overleven boven dingen als kerk of het lezen van de Bijbel.

In de afgelopen jaren ben ik echter ook getuige geweest van een groeiende interesse in het Evangelie. Mede door het bijbelvertaalwerk groeide er een interesse voor de verhalen in de Bijbel. Ieder jaar probeerden we een paar boekjes te verspreiden. We hebben alle kerkjes in ieder dorp bezocht en laten horen hoe de Bijbel in de moedertaal klinkt. Het enthousiasme was altijd groot, en daar is een honger gegroeid naar meer.

9.Toch bleef altijd het gevoel knagen dat deze mensen simpelweg geen ‘lezers’ zijn. De kans dat je iemand lezend onder een boom aantreft, is niet zo bar groot. We zagen het gebeuren in de week nadat we het Lukas-Evangelie in de Kabwa-taal hadden gepubliceerd, maar daarna nam het snel af. Mensen vertelden ons: dit is prachtig, maar lezen kost me gewoon zoveel moeite, en het is ’s avonds zo snel donker. We wisten: tenzij we deze vertaalde woorden ook op andere manieren aanbieden, zal veel goeds in de bijbelvertaling nooit op de bestemming aankomen. En dat zou simpelweg zonde zijn.

In de eerste jaren van ons project moesten we ons noodzakelijkerwijs richten op het opleiden van bijbelvertalers, het produceren van materiaal en het leggen van relaties in de gemeenschap. Als je in een willekeurig dorp zou hebben gevraagd: “Wat betekent het werk van Wycliffe voor jullie?”, zou je wellicht een vriendelijk antwoord horen waarin zoiets doorklinkt als, “Mooie plannen hoor, we zullen het zien!” En terecht. Mensen zijn gewend aan grootse plannen, maar de realiteit blijkt weerbarstig.

Momenteel ziet de Kabwa-gemeenschap echter de vruchten van ons werk. Het kostte even tijd, maar mede dankzij de geduldige bijdrage van de gemeenschap tijdens talloze bezoeken en vertaalcontroles, en de harde inzet van het complete Wycliffe team op ons vertaalkantoor, heeft de Kabwa-gemeenschap nu iets in handen gekregen waar het trots op is en blij mee is.

Het geloof komt door het gehoor. Dat geldt zeker hier in Tanzania. Momenteel hebben we op ons vertaalkantoor een collega die alle vertaalde bijbelboeken opneemt en beschikbaar stelt op cd’s, telefoons en op draagbare mp3-spelers die met zonne-energie opgeladen kunnen worden. Er is grote vraag naar! Waar we in de afgelopen jaren maar mondjesmaat boekjes verkochten, blijkt dat dat niet zozeer desinteresse in de Kabwa-Bijbel was, maar meer dat lezen geen plaatselijke liefhebberij is. Dezelfde boeken vinden nu hun weg in alle dorpen, omdat mensen er nu naar kunnen luisteren. De Bijbel voorgelezen door Kabwa-mensen die we getraind hebben om vloeiend en aantrekkelijk voor te lezen.

Vorig jaar zijn we in contact gekomen met een organisatie hier in Tanzania die lokale kerken ondersteunt bij hun evangelisatiewerk. Een van de meest gezegende hulpmiddelen om grote groepen mensen te bereiken met de boodschap van het Evangelie is het vertonen van een verfilming van het Lukas-Evangelie. Aangezien we een tijdje geleden dat Evangelie al vertaald hadden, en onze vertalers getraind zijn om dingen in de Kabwa-taal te vertalen, werden we gevraagd om onze medewerking te verlenen. In nauwe samenwerking van de kerkleiders van de gemeenschap is besloten om de film niet slechts in het Kabwa te ondertitelen, maar om het volledig in Kabwa op te nemen. Een enorme klus waarbij meer dan 40 mensen uit de Kabwa-dorpen hebben meegewerkt door hun unieke stem te laten klinken. Toen al het werk afgerond was, werd er met spanning uitgekeken naar de week na Pasen 2014. Want dan zou de film in première gaan. De kleine Kabwa-stam zou de eerste taalgroep in de regio zijn.

Vorige week maandag was het zover. ’s Morgens werd de film officieel opgedragen in een van de Kabwa-kerken in het bijzijn van iedereen die op de een of andere manier bijgedragen had. Ook vertegenwoordigers van de overheid waren present. De hoop werd uitgesproken: Als de Kabwa-mensen het Evangelie aanvaarden, zal het geweld en onrecht afnemen en er echte vrede in de gemeenschap komen.

DSC00174 (Large) (2)In het dorp hing een groot spandoek waarop de vertoning van de film over het leven van Jezus werd aangekondigd. Wij zouden er als gezin ook bij zijn, samen met onze huishelp en haar man en kinderen. Toen we vlak voor zonsondergang het dorp binnenreden, zagen we een hele stroom mensen richting het veld lopen waarop de film zou worden vertoond. Ik kon mijn ogen niet geloven toen we honderden mensen zagen wachten op wat komen zou!

DSC00280 (Large) (2)Voordat de film werd vertoond, werd er gebeden en een korte uitleg gegeven hoe de film tot stand is gekomen en wat mensen zouden gaan zien. Toen het echt donker was, begon de film. Het hele Lukas-Evangelie, van geboorte tot hemelvaart. Meer dan 500 mensen keken stil toe hoe Jezus wonderen deed, woorden van wijsheid sprak, stierf, en opstond uit de dood. En dat alles in een taal die iedereen begreep. Anderhalf uur lang klonk het Evangelie in de moedertaal van zoveel mensen die nooit het Evangelie hebben gehoord of een kerk hadden bezocht.

1782369_10152490823935774_3016814561740240972_oIk heb veel ontmoedigende en bemoedigende momenten mee gemaakt in de Kabwa-stam. Maar deze avond raakt me diep. Ik hoor het een na het andere bijbelvers voorbij komen die we twee jaar geleden samen hadden vertaald. Ik zie al die mensen – jong en oud – ernaar luisteren. Ik kijk naar hun gezichten. Ik ken er heel wat, maar lang niet allemaal. Ik ben geraakt. Ik dank God voor dit moment. En bid dat de woorden van het Evangelie zijn uitwerking niet zullen missen.

DSC00284 (Large) (2)Aan het eind van de avond wordt heel simpel uitgelegd wat Jezus aan het kruis heeft gedaan. De evangelist roept de Kabwa-mensen op tot berouw, om zich te bekeren, hun zonden te belijden aan God, en om het Evangelie te geloven. Heel veel mensen komen overeind om te bidden. God weet wat er in hun hoofd en hart omgaat. Maar de boodschap van het Evangelie maakt duidelijk veel los.

DSC00326 (Large)In de dagen erna horen we geweldige berichten uit de dorpen. We horen van mensen die tot geloof gekomen zijn en zich bij een kerk hebben aangesloten. Vrijwel alle kerken hebben deze week nieuwe leden verwelkomt. Jonge gelovigen die meer willen horen. We krijgen ook het nieuws dat verschillende moslims die de film hebben gezien, bij Jezus willen horen. Ze riskeren doelbewust enorme risico’s en zijn lid geworden van een kerk. We beseffen, dit is meer dan een enthousiaste reactie waar geen prijskaartje aan hangt. Op de bewuste maandag zijn er heel wat DVDs verspreid in alle Kabwa-dorpen. We horen van onze vertalers – die zelf in een van de dorpen wonen – dat in alle huizen waar elektriciteit is, in cafés, in hotels en waar dan ook, mensen bij elkaar komen en de film aan het bekijken zijn. Voorgangers zijn druk met het verwelkomen van nieuwe gelovigen. We zijn er stil van.

Afgelopen zondag mocht ik preken in een kerkje vlak naast het veld waar de film vertoond werd. Het was de meest vreugdevolle dienst die ik in de Kabwa-gemeenschap heb meegemaakt. Ik heb voor meer dan een uur gepreekt, en mensen hadden nog niet genoeg. Ik heb nooit zo’n grote honger gezien naar het Woord. Niet alleen van de nieuwe gelovigen die er die morgen waren, maar ook anderen die al langer christen zijn. We laten de gemeente een onlangs vertaalde brief uit het Nieuwe Testament horen in de Kabwa-taal. En we beloven: nog een paar jaar, en dan hebben jullie het complete Nieuwe Testament in jullie taal!

GEBED – God is aan het werk. Dank Hem daarvoor. En bid mee voor de Kabwa-mensen! Juist nu er zo’n grote honger is naar het Evangelie. En bid ook voor ons bijbelvertalers, dat we de komende jaren het Nieuwe Testament in de Kabwa-taal kunnen voltooien.

Maandagmorgen. Ik was al vroeg op het vertaalkantoor. We zouden die dag een aantal hoofdstukken van een nieuw vertaald Bijbelboek bespreken. Terwijl de vertalers het kantoor binnendruppelden kwam het nieuws binnen dat een van onze vertalers zijn tweejarige dochtertje had verloren. In plaats van die dag aan de slag te gaan, waren we een uurtje later op weg naar de begrafenis.

Een kinderkistje is altijd te klein. Een meisje dat vrolijk zou kunnen rondhuppelen, ligt doodstil te wachten om begraven te worden. Lees verder →

Het is geen geheim dat het zogenaamde ‘welvaartsevangelie’ enorme populariteit geniet in grote delen van de wereld, niet in het minst in Afrika. Tanzania vormt geen uitzondering, en nogal wat voorgangers preken wekelijks over een God die mensen materieel kan en wil zegenen, als men maar genoeg gelooft en genoeg geld geeft aan de kerk. Het accent ligt dan ook vaak op de voorwaarden en de beloofde zegeningen die te verwachten zijn. God komt natuurlijk ook ter sprake, maar dan vooral als Hij die de zegen geeft aan hen die erin geloven.

Toch kan het praten over het welvaartsevangelie allemaal een beetje abstract blijven, alsof het om een bepaalde theologie gaat, die verder niet veel met de gewone man te maken heeft. Daarom een verhaal over iets wat kort geleden gebeurde. Lees verder →

We voelden ons aardig goed voorbereid toen we toeleefden naar onze uitzending. We hadden zin om naar Tanzania te gaan en om daar een verschil te maken in de levens van gewone mensen. We hadden echter geen idee hoe de werkelijkheid ons door elkaar zou schudden. En dat we het zonder de hulp van God nooit vijf jaar zouden volhouden.

Terwijl we ons voorbereidden, lazen we veel over het land waar we naar toe zouden gaan. We zagen foto’s van hongerige kinderen. We lazen verhalen over een snel groeiende jonge kerk. We hoorden over zendelingen die alles gaven om de liefde van Jezus maar door te geven. Het raakte ons diep, en dat gaf een verlangen om ook te gaan. En God stuurde ons.

Die hongerige kinderen blijken nu soms zo ondankbaar, brutaal, veeleisend. Je wordt door ze bestolen. Je wilt ze liefhebben, maar het is zo veel makkelijker met een foto dan wanneer ze je buurkindjes zijn. Je merkt opeens zo’n tekort aan geduld en ontferming, en je schrikt ervan. Je wilt alles geven, maar op een dag realiseer je je opeens dat het je niet lukt, dat je er de energie niet meer voor hebt. Je voelt je er schuldig over, verward in ieder geval.

Die snel groeiende jonge kerk die we zo graag wilden dienen, werd zomaar een grote bron van teleurstelling. In het begin leek het geweldig om samen met de plaatselijke kerk het Evangelie verder te verspreiden, ook naar de onbereikte dorpen. We droomden over het toerusten van de kerk en het opzetten van bijbelstudiegroepen. Alleen al het woord ‘kerk’ bracht ongekende energie in ons naar boven. Maar op een dag realiseerden we ons dat dingen helemaal niet zo snel veranderen, laat staan verbeteren. We zagen dat de kerk een plek is waar leiders zich soms meer om zichzelf dan om anderen bekommeren. Hoe meer we de taal begonnen te begrijpen, des te meer schrokken we ervan hoe Jezus in de kerk de grote afwezige kon zijn. De kerk werd zomaar een plek waar je zelfs als zendeling liever niet wezen wilde. Nogal verwarrend. Kwamen we niet om de kerk te ondersteunen? Emoties en visie kunnen soms zo hard botsen. Je komt er niet uit, zonder Jezus’ hulp.

We kennen onze roeping. Maar de werkelijkheid test voortdurend de grenzen van ons geduld, de diepte van ons geloof en de spankracht van onze liefde. En we slagen niet altijd voor de test. Zonder een genadige God en geduldige vrienden die blijven bemoedigen en bidden, geloof ik niet dat wij tot het einde van dit jaar zullen kunnen dienen op de manier zoals Jezus het heeft bedoeld. Alleen mét Hem kunnen we vruchtbaar dienen, ook op de momenten dat we onszelf soms zulke ongeschikte zendingswerkers voelen.

[Deze column werd gepubliceerd in het Reformatorisch Dagblad van donderdag 9 Januari 2014.]

Als we in Nederland zijn, zullen we de kinderen er weer van moeten overtuigen: “Je mag best water uit de kraan drinken hoor, echt!” Leven in Tanzania is nogal anders dan in Nederland. Maar na een jaar of vijf denk je er gewoon niet meer over na. Het is gewoon. Tot je bezoek uit Nederland krijgt, en je met andere ogen even naar het ‘normale leven’ kijkt.

De eerste vijf situaties met een :-):

  • We rijden door de stad met een auto vol kinderen. Natuurlijk zijn er niet genoeg gordels, en in de kofferbak al helemaal niet. Iedereen zit strak op elkaar gepakt en zingt er vrolijk op los. Tot we door een politieagent worden aangehouden. Licht nerveus laten we het raampje zakken. Hij kijkt in de auto, ziet een elftal opgelaten kinderen, en vraagt dan: “Kan ik een lift krijgen tot het bureau?”
  • Verkeersregels zijn er om alles in goede banen te leiden. Als het verkeer zichzelf wel ongeveer regelt, heb je niet zoveel regels nodig. En de regels die er zijn en massaal worden genegeerd, kun je maar beter niet in je eentje opvolgen, want dat leidt tot ongelukken. Wie stopt er nu voor een rood licht als iedereen doorrijdt?! Sommige wegen zijn zo breed dat je een soort onofficiële vierbaansweg krijgt. Welke kant iedere baan opgaat, hangt af van de tijd van de dag. Zolang je maar meedoet, gaat alles goed. En luid claxonneren in het verkeer is niet meer dan anderen van je aanwezigheid bewust maken. Alleen onze gasten worden er nerveus van, maar het went altijd snel. In het verkeer voel je je nooit alleen.
  • We zitten in de kerk, met z’n vijven. Het is een bankje voor vier. Zodra een van de kinderen opstaat, belandt er een stevige dame naast ons op het opengevallen plekje. We schuiven in. Tot er weer een kind opstaat. Plaatsje vergeven. In de kerk weet je alleen hoe en waar je zit op het moment dat je gaat zitten. Waar je uiteindelijk belandt en tussen wie je dan zit, dat is afwachten.
  • Vlak voor ons huis ligt een zandweg. Aan beide kanten van de weg ligt een diepe goot, om het water af te voeren tijdens het regenseizoen. Een geweldig idee dat meestal werkt. Ware het niet dat de zandweg door alle rommel en modder inmiddels zo hoog geworden is dat iedere regenbui de goten opvult met het zand en modder van de weg. Na iedere regenbui komt een troepje jongens opdraven om de goten weer leeg te scheppen. En waar wordt de modder neergegooid? Juist, op de weg! Er valt haast niet meer op te fietsen, maar de goot is weer netjes schoon. Tot de volgende bui. Weg met de werkloosheid.
  • Onze rechterhand slijt hier harder dan die van een hardwerkende boer in Nederland. Waar je ook gaat, je schudt elkaar toch zomaar vijf keer hartelijk de hand, en bij een lang gesprek nog wel vaker. Een leuke opmerking gaat met een soort handklap gepaard, en om je medeleven te tonen houdt je iemands hand wat langer vast. Niet maar even, maar echt een tijdje. Bij een goed gesprek heb je elkaar toch wel een paar minuten vast. En als de ander vertrekt, dan houd je elkaars hand vast terwijl je loopt. Ook als mannen loop je hand in hand tot bij de weg waar je afscheid neemt. Voelt het gek? Een beetje soms, maar niet echt meer. Want je weet dat je vrienden hebt, en daarom doe je het.

Sinds kort hebben we op ons vertaalkantoor een eigen machine om publicaties te drukken! RisographDeze week is de machine in gebruik genomen en de eerste twee stapels boeken zijn van de pers gerold: Jona in de Kwaya-taal en in de Jita-taal.

Terwijl onze bijbelvertalers momenteel werken aan grotere boeken (Genesis, Handelingen, Openbaring en een aantal brieven van Paulus en Johannes) zijn we blij dat we tussendoor ook kleinere boeken kunnen printen en verspreiden. Het is belangrijk dat de mensen in de dorpen regelmatig nieuwe boekjes in handen krijgen en gebruiken. Voor verschillende talen hebben we zo al dingen ontdekt die we in de schrijfwijze van de taal konden verbeteren. Hoe meer mensen al vertrouwd raken om delen van de Bijbel in hun eigen taal te lezen, des te beter straks het complete Nieuwe Testament ook ontvangen kan worden.

Morgen hopen een paar van onze collega de jaarlijkse Bijbel-zondag te vieren met de Kwaya-stam. Bid dat de nieuw geprinte boekjes goed ontvangen zullen worden en dat God alle aanbidding krijgt.

SONY DSC

 

Slangen zijn enge beesten. En sommige slangen zijn gevaarlijke beesten. Maar wat doe je als er een python in je tuin rondkruipt, ergens onder het raam van de slaapkamer van je kinderen?

python2Vanmorgen zat ik met onze tuinman en huishelp chai te drinken, en we kregen het opeens over slangen. Ze vertelden dat onlangs op de Tanzaniaanse radio te horen was dat er twee kinderen door een python gedood waren, ergens in Canada. Het feit dat die kinderen door een slang gewurgd waren verrraste hen niet zozeer, maar meer dat de python ontsnapt was uit een winkel. Ze vroegen me: “Verkopen ze bij jullie zulke slangen? En waarom kopen mensen ze eigenlijk?” Toen ik zei dat het meestal niet meer dan een liefhebberij is, kregen we een heel gesprek over hoe iedere stam in onze regio zijn eigen geloof heeft wat betreft slangen, en vooral pythons.

Onze huishelp, mama Sofia, komt oorsponkelijk uit Mozambique. Als kind had ze al geleerd dat als je een python ziet, dat je dan onmiddelijk hulp roept, de slang in het oog houdt, en dat anderen de slang dan doden. Toen ze trouwde en naar Tanzania kwam, kwam ze te wonen in een gebied met veel mensen van de Kwaya-stam. Op een dag zag ze een slang in de tuin. Dapper als ze was, doodde ze hem zelf. Toen de huisbazin dat zag, ontstond er een grote rel. Hoe ze het wel niet in haar hoofd haalde om een slang te doden!

Mama Sofia leerde toen dat de Kwaya-mensen slangen met het allergrootste respect behandelen. Een python zeker. Als je een python op bezoek krijgt, dan heb je feitelijk een god op bezoek. Kwaya-christenen zullen die woorden wellicht niet zo gebruiken, maar ook zij zullen een slang niet zomaar doden. Wegjagen mag wel, maar dan wel met het grootste respect, dus niet door met stenen te gooien.

Het spreekt voor zich dat dit gebied dus vol zit met slangen, want ze worden zelden gedood. Bijna alle andere omliggende stammen hebben er totaal geen probleem mee om een gevaarlijke slang uit de weg te ruimen, dus een slimme slang weet waar hij wezen moet. Dat het dan een onleefbare situatie wordt voor iemand als Mama Sofia, dat is haar probleem. Verhuizen is een voor de hand liggende oplossing, en dat is wat ze heeft gedaan.

Voor veel mensen hier is een slang niet maar gewoon een gevaarlijk dier. Het kan ook een vloek of een bedreiging zijn. Eergisteren sprak ik even met mijn bewaker. Hij zag er verward uit. Al snel hoorde ik van hem wat er thuis gebeurd was. Zijn vrouw had in hun huis een grote slang gevonden. Ze was doodsbang. Ze geloofde stellig dat haar schoonmoeder die slang gestuurd had om haar te doden. Nu is de relatie met haar schoonmoeder nooit geweldig geweest, maar dit klonk vrij heftig. Onze bewaker had tevergeefs geprobeerd om dit idee uit haar hoofd te praten, maar ze wilde per se naar een traditionele genezer om uit te vinden of haar schoonmoeder de slang echt gestuurd had. De reden wist ze al wel. Ze kan geen kinderen krijgen, en dat is een grote schande in haar stam. Ongetwijfeld wilde haar schoonmoeder haar doden zodat haar zoon met een andere vrouw kon trouwen die hem wel een kind kan geven…

Zomaar twee verschillende reacties op het zien van een slang. Het is een gecompliceerde wereld soms.

O, en wat ik zelf zou doen? Rennen. Kinderen redden. En het kapmes zoeken. En gelukkig is onze bewaker geen Kwaya.

Ik weet niet of de duivel verstand heeft van computers. Maar soms gebeuren er dingen die gewoon te ’toevallig’ zijn om zomaar ’toevallig’ te zijn.

Deze week zou ik met een van onze vertaalteams de eindcontrole van het boek Openbaring doen. De Ikizu vertalers hadden hun tekst zorgvuldig vertaald en mijn vragen over hun vertaling keurig beantwoord. Mijn inschatting was dat we zo’n drie dagen nodig zouden hebben om samen rond de tafel te zitten en de overgebleven vertaalproblemen op te lossen. We spraken af dat we woensdag tot en met vrijdag aan de slag zouden gaan.

Ik wist van tevoren eigenlijk niet zeker of ik de vertaalcontrole wel zou kunnen doen. Ik voel me de afgelopen twee weken al behoorlijk ziek. Toen ik getest werd bleek ik malaria, buiktyfus en nog een of andere parasiet (amoebe) te hebben. Dat verklaarde ook gelijk waarom ik al die tijd – zowel overdag als ’s nachts – zulke heftige hoofdpijn en buikpijn had. Toch kon ik de meeste dagen naar het vertaalkantoor komen om mijn werk te doen. Woensdagmorgen, de dag dat we met de controle zouden beginnen, voelde me niet geweldig. Ik besloot toch om te gaan, want ik wilde het team niet teleurstellen (en op het vertaalkantoor is het altijd nog wat rustiger dan thuis met drie vakantie vierende kinderen). Al snel hoorde ik dat ook een van de vertalers ziek was en niet zou komen. Die dag zou dus niet wat worden.

De volgende morgen waren we allemaal present. Ook de andere vertaler had nu malaria gekregen, maar wilde toch graag bij de vertaalcontrole zijn. We hebben eerst maar gebeden om gezondheid en energie, voordat we aan de slag gingen. Maar het ging goed, en we konden die dag wel zes hoofdstukken afronden.

Andre_kantoor_2

Dit was nog op een goede dag toen mijn vertaalsoftware het gewoon deed (zie het grote scherm)

Vrijdagmorgen wilden we verder gaan. Maar we waren nog geen 10 minuten bezig, toen mijn computer crashte.

Lees verder →

Column Reformatorisch Dagblad – ‘Een zendingskerk op het zendingsveld’
16 mei 2013

Als bijbelvertaler wil je graag in contact blijven met de mensen voor wie je de Bijbel vertaalt. Sinds een aantal jaren werk ik samen met het Kabwa Bijbelvertaalteam, om één van de kleine taalgroepen in het noorden van Tanzania te bereiken in hun moedertaal.

Op een zondagmorgen bezoek ik één van de kleine kerkjes in het gebied waar de Kabwa mensen wonen. De meeste kerkjes zijn klein. De gemeente die ik vandaag bezoek komt normaal samen in een simpel bouwsel van bamboestokken, rieten matten en plastic zeil. God zal niet minder blij zijn met de lofliederen die Hem hier vandaan bereiken, dan vanuit welke kathedraal dan ook. Maar vandaag is het kerkje leeg. We horen al snel dat de gemeente een vergelijkbaar schaduwrijk afdakje heeft gebouwd zo’n twee heuvels verderop.

Als we goed kijken zien we heel wat huisjes verspreid over de savanneachtige vlakte. De Kabwa stam is een volk dat leeft van het land, zorgt voor het vee, en bidt om de regen. Het is een hard leven. En iedereen beseft dat het christelijk geloof in het alledaagse leven tot nu toe nooit veel heeft betekend. Je zou het ‘zendingsveld’ kunnen noemen.

Al snel stromen van alle kanten mensen samen naar het provisorisch in elkaar gevlochten kerkje. Ik hoor dat vandaag de afsluiting is van een driedaagse serie van evangelisatie-diensten. Gemeenteleden hebben niet-christelijke vrienden uit de buurt uitgenodigd om samen te zingen voor God en om uitleg te krijgen over het Evangelie. Tijdens het voorstellen van ‘de evangelisten onder ons’ staat bijna de halve gemeente op. Ik word er stil van. Na de indringende preek wordt er gebeden voor de mensen die in de afgelopen dagen tot geloof zijn gekomen en bij de gemeente willen horen. Voor sommigen wordt kort gebeden. Voor anderen – mensen die in hun leven veel ruimte gegeven hebben aan de duistere machten – wordt met kracht en overgave gebeden om bevrijding. Ik bid mee, en kijk toe. Ik zie hier een gemeente die strijdt in Gods koninkrijk. Een gemeente waar mensen leven vinden. En dan realiseer ik me opeens weer: ik bevind me hier op zendingsveld. En… de zendelingen zijn de Kabwa mensen zelf! Kabwa gelovigen die echt geven om hun buren en vrienden, hen willen laten delen in de vreugde om God samen te prijzen, en dan met hen op de knieën voorin de kerk zitten om te bidden om vergeving en bevrijding.

Dr. Stefan Paas zei onlangs in deze krant: “Elk land kan zendingsbasis én zendingsland zijn.” Deze morgen zit ik in een gemeente waar God al volop aan het werk is, ook naar buiten toe. God heeft vaak geen blanke zendelingen nodig om de laatste ‘witte velden’ te bereiken. Toch hebben deze jonge gelovigen het Woord van God nodig om te groeien in het volgen van Hem. De Kabwa bijbelvertalers zijn bevoorrecht, want zij mogen Gods woorden voor hen laten klinken in de taal van hun hart.