Gisteren hebben we opnieuw een bijzondere dag meegemaakt. Samen met ons bijbelvertaalteam hebben we de dozen met de eerste twee bijbelboeken in de Jita-taal ingepakt en aangeboden aan de bevolking. De Jita-taal heeft ruim 300.000 sprekers, en is daarmee de grootste bevolkingsgroep waarin we werken. Hieronder een impressie van de viering. Ik denk dat de foto’s voor zich spreken:

Lees verder →

Deze week hebben we als Kabwa-vertaalteam heel wat tijd in de dorpen doorgebracht om de publicatie van Jona en Ruth in de Kabwa-taal overal bekend te maken en zoveel mogelijk boekjes te verspreiden. En dat is gelukt! In zeker 80-100 gezinnen ligt nu in ieder geval één bijbelboek in de Kabwa-taal. Hieronder een foto-impressie met meer details!

(Wie de foto’s op André’s Facebook-pagina wil zien (met Engelse toelichting): kijk hier en hier.)

Woensdag: Kleine lokale markt in het dorpje Bhukabwa

We hopen niet alleen christenen, maar ook niet-christenen met het Evangelie te bereiken. De lokale marktdagen bieden een unieke kans om dat te doen. Iedereen komt daar wekelijks om inkopen te doen en de eigen oogst te verkopen. Als we ergens veel Kabwa-mensen bereiken, dan is het op de markt!

De belangstelling was groot. Veel mensen hoorden nu pas voor het eerst dat de Bijbel in de Kabwa-taal vertaald wordt. Ze wisten niet eens dat hun taal geschreven kon worden! Lees verder →

Goed nieuws!
Begin deze week kregen we de dozen binnen met onze twee nieuwste geprinte bijbelboeken: Jona en Ruth in de Kabwa-taal! Ze kwamen tegelijk aan met een doos vol lesboekjes om de Kabwa-taal te leren lezen.

Komende zondag zullen we verschillende kerken in de dorpen bezoeken om de boekjes te verspreiden. Later volgende week zullen we naar de lokale markt gaan in twee verschillende Kabwa-dorpen om nog veel meer mensen te bereiken. We zien er naar uit!

En wat minder goed nieuws…
Velen van jullie weten hoe ik jarenlang veel last heb gehad van hoofdpijnen en migraine. Sinds het moment dat we in Musoma ons werk begonnen, zijn de hoofdpijnen vrijwel geheel verdwenen. Om ruim twee jaar zonder hoofdpijn op te staan was een dagelijks wonder. Nu zijn de hoofdpijnen echter terug gekomen. Momenteel heb ik al weken vrijwel dagelijks hoofdpijn, met zo nu en dan een migraine tussendoor. Erg vermoeiend! Willen jullie bidden voor geduld en volharding, en voor wijsheid als er iets gedaan kan worden?

We zijn weer veilig thuis in Tanzania! En deze keer was thuis alles zoals we het hadden achter gelaten  (wat een verschil met precies twee jaar geleden!). We hebben twee prachtige weken achter de rug, en een enerverende reis van ruim 2.000 kilometer in de auto.

Ieder jaar komen alle zendelingen van onze organisatie bij elkaar aan de Keniaanse kust om geestelijk en lichamelijk bij te tanken. Het was echt heerlijk om samen God te aanbidden in een vertrouwde taal (al is dat voor ons natuurlijk niet helemaal waar, maar toch), in een stijl die natuurlijk voor ons aanvoelt, om bijbelstudies te horen die zo geweldig relevant zijn voor ons geloofsleven, en om te zien hoe de kinderen genieten van een mooi vakantie-bijbel-club-programma.

Het is altijd goed om van iedere collega te horen hoe God hen in het afgelopen jaar geleid heeft en wat hij of zij geleerd heeft. Sommige gezinnen moeten door heel wat lijden heengaan; voor anderen lijkt het veel gemakkelijker te gaan. Maar je voelt je op zo’n conferentie toch echt samen, en je kunt zo gemakkelijk voor elkaar bidden en elkaar bemoedigen. Lees verder →

Heeft de economische crisis in Europa ook gevolgen voor de gewone man hier in Musoma? Wel degelijk. En met name voor vissers en hun gezinnen. Lees hier wat er aan de hand is.

Ooit, in de jaren zestig, zat het Victoria-meer boordevol vissen, in alle soorten en maten. Als onderdeel van een wetenschappelijk experiment heeft men toen iets gedaan waarvan de gevolgen niet werden overzien: men zette nijlbaarsen uit, een felle roofvis die geweldig groot kan worden. Sindsdien zijn bijna alle vissoorten in het meer uitgestorven (lees: opgesmikkeld). Nijlbaarsen groeien enorm snel en de visfilet is heerlijk. Al snel ontstond er een visindustrie rond het meer. Ongeveer 80% van alle vis wordt geëxporteerd naar Europa. Het leverde een mooi inkomen op voor de eigenaars van de visfabrieken (vooral), en alle arbeiders in de fabriek, en de vissers die de nijlbaarsen aan wal moeten brengen. Rond het meer zijn zo’n 35 miljoen mensen direct of indirect afhankelijk van de visvangst.

In het afgelopen jaar is de vraag naar nijlbaars vanuit Europa enorm geslonken. Weinig mensen in Europa hebben nog 10 euro of meer over voor een kilootje nijlbaars. De koelcellen liggen hier in Tanzania boordevol met gefileerde vis, maar de export is gestagneerd. De lokale vissers kunnen hun vis dus ook niet meer kwijt. Veel arbeiders in de visfabrieken zijn ontslagen, omdat er momenteel geen werk is. Al 290.000 mensen zijn hun inkomen op deze manier kwijtgeraakt. De vissers die nog het geluk hebben om hun vis te verkopen, krijgen er niet meer 2,50 euro per kilo voor, maar nog slechts één euro. Of ze moeten proberen de vis op de lokale markt te verkopen, vaak de enige manier om nog wat geld in het laatje te krijgen.

Grote economische problemen in Europa kunnen dus een direct effect hebben op een gezinnetje waarvan de vader visserman is. Als hij zijn werk verliest, moet moeder voor de kost zorgen. Zelf blijft hij werkloos thuis of zwerft door de stad op zoek naar klusjes. De kinderen kunnen niet meer naar school, omdat er het geld niet voor is.

En nee, ik ga nu niet zeggen: “Iedereen naar de supermarkt om nijlbaars te kopen! U red er een kind mee!”  Want zo simpel is het helaas niet…

Ik ben weer thuis met Dorien de de kinderen, heerlijk! De afgelopen weken heb ik in het zuiden van Tanzania gewerkt, in de stad Mbeya. Het was echt een productieve en leerzame tijd! En een boeiende reis. Hieronder wat impressies.

Woensdag 9 mei
Ik zit op het vliegveld van Musoma te wachten of het vliegtuig gaat komen of niet. Het personeel op het vliegveld is ervan overtuigd dat het vliegtuig gewoon om 5 uur komt. Maar via via heb ik gehoord dat het vliegtuig zeker een uur vertraging had bij het vertrekken uit de hoofdstad. Ik moét m’n vlucht vandaag halen, anders kom ik morgenochtend in de problemen met de aansluitende vlucht. Om kwart over zes komt het vliegtuig toch, gelukkig! We vliegen in twee etappes naar Dar es Salaam aan de kust, waar de vochtige warmte me weer in het gezicht slaat. Herinneringen komen boven, van toen we hier 3,5 jaar geleden als gezinnetje in Tanzania aankwamen…

Donderdag 10 mei
Ik was al om zes uur m’n bed uit om naar het kleine vliegveld te gaan waar ik met een MAF-vliegtuigje naar Mbeya zou vliegen. Ik zie het vliegtuigje staan, maar niemand anders komt opdagen. Het is nu al een uur na het geplande vertrek, en er is nog geen spoor van de piloot te bekennen. En dat was de enige instructie die ik gekregen had: kom naar het oude vliegveld, en probeer daar de piloot te vinden. Lastig, als hij er niet is. Na nog een uur wachten besluit ik om eens wat rond te bellen. Ik kom er dan achter dat de piloot ergens geblesseerd is geraakt, en dat hij niet kan vliegen vandaag. Oei! Dat gaat een lange busreis van zeker 14 uur worden. Ik blijf wat op het vliegveld rondhangen om links en rechts uit te vogelen of er nog alternatieven zijn. Dan hoor ik dat er een vervangende piloot geregeld is, en dat we toch nog ’s morgens zullen vertrekken. Wat een opluchting! Ik vlieg met nog vier mensen over een adembenemend landschap.

Ik zit vlak achter de piloot, en zie met verbazing dat hij amper uit het raampje kijkt. Al die metertjes en instrumenten voor hem lijken hem voldoende te vertellen. Na een tijdje begint hij zelfs rustig op zijn ipad te werken. Ik kijk af-en-toe even naar links en rechts of er geen verkeer aan komt en ik de piloot moet waarschuwen, maar hij lijkt te weten wat hij doet.

Rond half twee ’s middags kom ik aan in Mbeya, waar mijn collega Jacob Karels mij staat op te wachten. Ruim een uur later ben ik al met m’n werk begonnen. Een vertaalcontrole van 1 Thessalonisenzen in de Nyiha-taal. Van tevoren hebben we via een computerprogramma (Paratext) al veel met elkaar overlegd en bediscussieerd. Vandaag beginnen we met het afronden en bespreken van de meer ingewikkelde dingen. We maken een mooie start!

Vrijdag 11 mei
’s Morgens moet ik het eindelijk toegeven: “Het is hier winter! Wat koud zeg!” Ik ben een warme trui vergeten, omdat ik me gewoon niet kon voorstellen dat het echt zo koud zou worden ergens in Tanzania. Dus toch. Ik leen een trui van Jacob. We gaan weer met het vertaalteam aan de slag. We krijgen de hele 1 Thessalonisenzen-brief af, en maken een begin met de tweede. Het is een heerlijk team om mee te werken; ze weten wat ze aan het doen zijn. We houden onze focus continue gericht op de mensen die straks de vertaling gaan gebruiken. Zullen zij straks begrijpen wat Paulus hier bedoelde, of niet? We bidden regelmatig samen. Dit werk kunnen we niet goed doen, zonder Gods hulp.

Zondag 13 mei
Terwijl in het gezin waar ik logeer bijna iedereen ziek is geworden, ga ik deze dag op visite bij een Tanzaniaanse collega, Ahimidiwe. Samen met bevriende collega John uit Engeland bezoeken we eerst de Lutherse kerk waar Ahimidiwe lid is, en genieten van een mooie kerkdienst. Ondanks dat de preek zelf kant-noch-wal raakte, was het een mooie dienst. Een goede liturgie blijkt soms garant te staan voor een heldere verwoording van het evangelie, ook als de preek eens niet wat is. Maar zingen kunnen ze hier wel zeg, prachtig. Een jonge vrouw met een baby op haar rug zong als een engel zo mooi. De Luthersen hebben de meerstemmige koralen uit de Duitse muziek overgenomen, en verweven met meer traditionele Afrikaanse muziek. Een wonderlijke combinatie, maar het werkt. Na de dienst bezoeken we onze collega thuis en krijgen een heerlijke maaltijd van rijst, groente en vlees. Mét heerlijk avocado-sap (zag er griezelig groen uit, maar niettemin verrukkelijk). We hebben úren met elkaar zitten praten over Tanzania, de kerken, het vertaalwerk, de politiek, en ik weet al niet wat. Het was zo leerzaam om van wijze Tanzaniaanse vrienden te horen wat hun perspectief op het leven is. Als een buitenstaander heb je dat nodig om de dingen die je observeert op waarde te schatten. Sommige dingen zijn nog erger dan je zelf dacht, en andere dingen worden opeens heel begrijpelijk als je het van binnenuit leert begrijpen. Ik ben dankbaar voor deze gastvrije mensen die ons zoveel leren en bemoedigen.

Maandag 21 mei
De afgelopen week hebben we hard doorgewerkt aan de vertaalcontroles. 1-2 Thessalonisenzen is inmiddels af in de Nyiha-taal, evenals Handelingen 1-6 in dezelfde taal. Vandaag zullen we met een ander team – de Bena – de eerste zes hoofdstukken van het Lukas-Evangelie afronden. Ik ben eerder klaar dan gepland. We hebben nog tweeënhalve dag! We besluiten nog een gezamenlijke les voor te bereiden over het zorgvuldig testen van een vertaling in de dorpen. Gelukkig is er ook nog tijd over om nog twee dagen met een ander vertaalteam te werken aan het boek Handelingen. Iedere vertaalcontrole is ook een leermoment voor het team, en daar leggen we vooral de nadruk op. Het doel is dat vertalers blijven groeien in hun werk, en daar hebben ze soms enige hulp bij nodig. Ik ben blij dat ik mijn input heb mogen geven aan drie verschillende vertaalteams.

Dinsdag 22 mei
Ik heb al eerder geschreven over Mwanawalaya, een van de vertalers waar ik mee zou samen werken. Toen duidelijk werd dat hij bij een roofoverval ernstig verwond was geraakt, heb ik de voorbereidingen voor mijn vertaalcontrole met dit team stilgelegd. Toch krijg ik vandaag de kans om hem thuis te bezoeken. Samen met enkele collega’s zoeken we hem op. We zijn positief verrast om te zien hoe snel hij al opknapt! Hij vertelt ons dat hij alweer kan lopen, zich dingen kan herinneren (al is er veel uit zijn geheugen verdwenen), mensen kan herkennen, en zelfs al weer kon lezen (al kan hij nog niet woorden uitspreken). God heeft werkelijk gebeden gehoord en een wonder gedaan. Dit had niemand verwacht, zeker niet na amper vier weken. Het is nog niet duidelijk in hoeverre zijn gezichtsvermogen en geheugen is aangetast, dat zal later moeten blijken. Blijf bidden voor volledig herstel, en dank God voor wat Hij al heeft gedaan voor onze broeder!

Donderdag 24 mei
Mijn werk zit erop, ik ga weer naar huis. Ik wacht op het vliegveld tot het MAF-vliegtuig me komt ophalen. Precies op tijd horen we het geronk aankomen en zien we het vliegtuig landen.

Het zal een hele rondreis door Tanzania worden. Eerst vliegen we helemaal naar het westen van het land om daar mensen af te zetten en op te halen (Sumbawanga), dan naar midden van het land (Iringa, waar we ooit de taalschool hebben gedaan), en vervolgens naar het oosten van het land (Dar es Salaam). Het biedt me de kans om met eigen ogen te zien hoe groot en divers Tanzania is. Morgen neem ik de laatste vliegtocht, naar Musoma in het noorden.

Naast mijn koffer heb ik een een klein blauw emmertje als bagage bij me. In dat emmertje zitten zes aardbeienplantjes. Voor zover ik weet is het nog niemand gelukt om in Musoma aardbeien te kweken, maar ik ga het proberen. Ik hoop dat het lukt!

Update 2 (8 mei): Vrijdagmiddag is Mwanawalaya uit het ziekenhuis ontslagen. Hij is vrijdag ook weer wat beginnen te praten – wat bemoedigend is! -, maar zal nog heel wat tijd nodig hebben om volledig te herstellen. Hij kan nog steeds niet zelf een beker vast houden of zelf drinken. Een zwitserse dokter in de buurt is bereid om hem verder te onderzoeken en te adviseren. Blijf bidden voor volledig herstel!

Update 1 (25 april): vanmiddag sprak ik even met mijn collega in Mbeya, Jacob Karels. Hij zei dat hij vanmorgen bij Mwanawalaya in het ziekenhuis op bezoek is geweest. Mwanawalaya is vanmorgen weer bijgekomen, maar is nog erg afwezig. Hij lijkt mensen nog niet te herkennen, maar reageert wel op het horen van zijn naam. Er lijkt toch in ieder geval wat vooruitgang te zijn. Laten we God hiervoor danken. En blijven bidden om verder herstel!

Oorspronkelijk bericht
Willen jullie bidden voor Mwanawalaya, een van de bijbelvertalers van het Safwa-vertaalteam. Vrijdagavond – toen hij rond een uur of 8 onderweg naar huis was – is hij beroofd en zwaar verwond. Mwanawalaya raakte bewusteloos en is naar een ziekenhuis gebracht. Vanmorgen was nog steeds niet bij kennis. Bid dat God een wonder zal doen en hem zal genezen!

Bid ook voor het Safwa-vertaalteam. Mwanawalaya zal voorlopig niet zijn werk kunnen doen, en hij is een belangrijke vertaler voor het tweekoppige team. Ik hoop over twee weken naar Mbeya te reizen en zou met hem en zijn collega een vertaalcontrole doen. Dat kan nu helaas niet doorgaan.

Bid ook voor mij, nu ik me op het laatste moment nog moet voorbereiden op een vertaalcontrole in een andere verwante taal. De reis naar Mbeya gaat wel gewoon door. Ik voel me de laatste weken nogal vermoeid, en het werk wordt niet minder. Bid voor energie, en om wijze keuzes.

Bedankt!

Op het moment dat ik deze blog schrijf zit ik zo’n 11 uur rijden bij m’n gezin vandaan. Gistermorgen om zeven uur vertrok ik uit Musoma, en ’s avonds om zes uur kwam ik op het vertaalcentrum in Nairobi aan. Het was lange busrit, maar ik kon rustig zitten reflecteren op ons leven en alles wat ik zag. Het viel me op hoe ik me telkens verbaas over van alles en nog wat, en er tegelijkertijd al zo aan gewend bent dat ik het niet meer gek vind. Ik zal er eens wat blogs aan wijden. Vandaag de aftrap over een bezoekje aan de plaatselijke kliniek.

Vrijdagmorgen werd ik wakker met buikpijn. Niet voor het eerst, want sinds een week of twee geleden – toen we allemaal zo ziek waren geweest met hoge koorts, overgeven, diaree en flauwvallen –  voel ik dat mijn buik niet in orde is. Met een lange reis voor de boeg en een drie-weken-lange cursus op een wat afgelegen plek in Kenia, dacht ik dat ik maar eens naar een kliniek moest gaan om me te laten testen. Ik besloot om naar de Koptische kliniek in Musoma te gaan, een eenvoudig kliniekje waar we een paar mensen kennen. Dat is nogal een belangrijk detail, anders kun je rustig een volle dag ervooruit trekken om getest te worden (daarover straks meer), de uitslag met de dokter te bespreken (er is er maar één), en de juiste medicijnen te krijgen (waarvoor je vier keer van rij moet verwisselen voordat je ze in handen hebt).

Nadat ik Michaja en de jarige Elisa naar de Engelse school had gebracht, stond ik om half negen in de kliniek. Er waren nog niet veel mensen, waarschijnlijk omdat mensen weten dat dokters niet al te vroeg beginnen. Ik liep even door het gebouw om de Egyptische dokter te vinden en hem te groeten. Alleen dat al scheelt later een uur wachten. Binnen 5 minuten zat ik aan zijn bureau om over mijn klachten te vertellen. Hij vond dat ik wat bloed moest laten prikken om getest te worden voor buiktyfus (want daar had ik alle symptomen van), en dat ik een uitwerpseltje moest achterlaten om mijn darminhoud te controleren. Op dat laatste had ik al gerekend, en dat kon dus gelijk gebeuren. Het bloed afnemen ging snel en efficiënt. De zuster vroeg eerst of ik bang was (keek ik echt zo paniekerig?) en of ik wel eens flauw viel (misschien was zij bang om een blanke weer bij bewustzijn te moeten brengen?). Nadat ik beide vragen ontkennend had beantwoord, pakte ze een latex handschoen uit een doosje. Hoewel ik verwachte dat ze die aan zou trekken, trok ze een paar keer stevig aan alle vingers, waarna ze mijn bovenarm er mee afbond. Ook al knapten er drie vingers van af, en schoot de handschoen twee keer los, blijkbaar was ze tevreden genoeg. Ze vond een naald – die tot mijn grote opluchting in een gesealde verpakking zat – en liet een buisje vol bloed lopen. Ik mocht na een uurtje terugkomen voor de uitslag.

Toen ik terugkwam was het ziekenhuisje volgelopen met ik-weet-niet-hoeveel mensen. Terwijl ik me door de massa heenwerkte naar het kantoortje van de dokter, hoorde ik om mee heen zacht gefoeter waarom ik niet een paar uur ik de rij hoefde te wachten. Nu zou ik me daar een jaar of drie geleden nogal schuldig over gevoeld hebben, maar ik weet nu dat dit gewoon de cultuur is. Mensen kennen is cruciaal, anders wacht je tot het eind van de dag, of morgen. Toen ik tegenover de dokter zat, zei hij: “Ik heb slecht nieuws voor je”. Ik schrok me een hoedje. Dacht op z’n minst dat ik darmkanker of zo moest hebben. Maar het viel nogal mee (vergeleken met mijn eerste schok). Ik bleek inderdaad buiktyfus te hebben, en mijn darmen bleken lastig gevallen te worden door een kudde mijnwormen. De jacht op de laatsten is geopend (en hebben inmiddels hopelijk al het loodje gelegd), en voor de buiktyfus mag ik vijf dagen lang een drietal medicijnen slikken. De goedkope medicijnen die je hier voorgeschreven krijgt zijn berucht om al hun bijwerkingen, maar ik heb er gelukkig weinig last van gehad tot nu toe.

Ik heb overigens nog niet besloten of ik de medicijnen moet gaan declaren in Nederland, of niet. De postzegel kost al ongeveer 25% van de doktersrekening. En dat zegt meer over de dokterrekening dan over de postzegel.

De flexibiliteit van Tanzanianen is een gave. Verschillende keren heb ik gezien hoe iemand zo’n vijf minuten van tevoren gevraagd wordt een speech te geven of een preek te houden, en slechts weinigen bedanken voor de eer. Spreken en praten is een ingeboren gave. Over de inhoud valt uiteraard te twisten, meer dan eens zelfs, maar het spreken op zich boezemt weinig mensen angst in.

Men verwacht van zendelingen hetzelfde. Hoe meer je spreekt of preekt, des te meer mensen de kans krijgen om je uit te nodigen. Een dag of wat van tevoren, of een avond van tevoren. Vorige week zondagmorgen werd ik om zeven uur ’s morgens gebeld of ik kon komen preken die morgen. Nu geloof ik zeker in roeping, maar ik voelde me die morgen niet geroepen om onvoorbereid halsoverkop naar het betreffende dorpje af te reizen en te preken (de voorganger had de reistijd blijkbaar niet ingecalculeerd). Ik beloofde hem dat ik de week erna graag zou komen. Toen ik zondagmorgen bij het kerkje begroet werd, kreeg ik te horen dat ik niet alleen zou preken, maar ook de hele dienst mocht leiden. Nu weet ik wel ongeveer hoe een normale dienst in elkaar steekt, maar dit was een Anglikaanse kerk met een strakke liturgie, waarbij de gemeente voortdurend op de woorden van de voorganger reageert. Geen sinecure om dat voor de eerste keer te doen, in een vreemde taal. Je hoeft er maar één woord naast te zitten, of mensen kijken je met grote ogen aan en blijft het ongemakkelijk stil in de kerk. Gelukkig wilden de ouderlingen best wat taken overnemen, zodat ik me kon richten op de preek, de gebeden en de zegen. Heerlijk die flexibiliteit. Het maakt het voor mij mogelijk om niet alleen doordeweeks de Bijbel te vertalen, maar ook de boodschap ervan op zondagmorgen door te geven.

[Deze column is vandaag verschenen in het tijdschrift De Wekker. De Wekker is het officiële landelijke blad van de Christelijke Gereformeerde Kerken]