Vorige week heb ik verteld over de Bijbelzondag. Het was voor ons een positieve ervaring, maar niet voor iedereen. Eén van onze vertaalconsulenten, die de Anglicaanse Kerk in Musoma had bezocht, had niet het gevoel dat het veel mensen wat zei. Toen ik dat hoorde, heb ik hem uitgenodigd om een zondag met mij mee te gaan naar een paar Kabwa-dorpen. Daar hoor je andere dingen, en zie je met ogen hoe de Kabwa-taal springlevend is. Vandaar dat ik vanmorgen met twee vertaalconsulenten in de auto zat, op weg naar het Kabwa-gebied.

Eerst pikten we een van de Kabwa bijbelvertalers op, om ons deze morgen te begeleiden. We zouden eerst naar het dorpje Kiruumi gaan, maar de kerkdienst daar begon pas een uur of 2 later. We besloten daarom naar een ander dorpje te gaan, en eerst even de dorpsoudste te bezoeken. Deze zogenoemde diwani is een gerespecteerde oude man, en we hebben hem regelmatig bezocht en hem bij ons werk betrokken. Hij is altijd erg welwillend geweest, en voelde zich geëerd toen we hem kwamen groeten. Over de weg er naar toe zal ik het niet hebben, laten we zeggen dat er geen auto meer langs geweest is sinds we er voor de laatste keer kwamen.

Daarna bezochten we een van de kerkjes in het dorp BhuKabhwa, een Rooms-Katholiek kerkje (er zijn maar drie kerkgenootschappen in Kabwa-land: Anglicaans, Rooms-Katholiek en Zevende-Dags-Adventisten). We waren wat aan de late kant, maar dat was niet zo spijtig gezien de wankele lage houten bankjes (waar mensen als wij geen 3 uur op zouden volhouden). In de dienst kwam de Bijbel voluit aan het Woord (mede dankzij de voorganger, die abusievelijk uit een ander Evangelie had gelezen, en het daarna met de correcte schriftlezing rechtzette). De preek was een serie toepassingen bij de gelezen drie Bijbelpassages. Doorgaans Bijbels en goed, af en toe een Rooms ideetje er tussen door (bijv. dat Paulus ook op dit moment nog voortdurend voor ons bidt).

We werden gastvrij verwelkomd aan het einde van de dienst. Men voelde zich geëerd door blanke mensen in hun kerkje te ontvangen. De voorganger zei: zoveel mensen racen hier voorbij, maar jullie laten zien dat jullie bij ons willen zijn, dank jullie wel! Onze bijbelvertaler, John Masige, kreeg het woord om ons voor te stellen. Hij deed dat met verve. Hij was zo enthousiast over het werk dat we doen, dat hij graag Lukas 15 (de vertaling van ‘de verloren zoon’) wilde voorlezen in de Kabwa taal. En hij las vloeiend en met overtuigingskracht vrijwel het hele hoofdstuk, terwijl er aandachtig geluisterd werd, en mensen reageerden op wat ze hoorden. De reactie was zoals we vrijwel altijd zien: enthousiast. De man achter mij zei: Hii kweli inapendeza! Dit is werkelijk erg mooi! Vooral in een dorp waar 95% van de mensen vrijwel altijd in de Kabwa taal spreekt, is dit een krachtige boodschap. De ruim 60 mensen in het kerkje, hebben voor het eerst de Bijbel in de Kabwa-taal gehoord. Het brengt de boodschap erg dichtbij. Het contrast tussen de Schriftlezing in Swahili (die met horten en stoten werd voorgedragen) en de Schriflezing in Kabwa (die vloeiend en met kracht werd voorgedragen) was veelzeggend en groot.

Ook na de dienst kregen we positieve reacties op de vertaling, en over hoe we Kabwa taal op schrift stellen. We hebben beloofd dat we volgend jaar het Lukas-Evangelie in de Kabwa-taal zullen komen aanbieden. Mensen zien er naar uit! Wij ook.
Ons bezoek was waardevol, voor de vertaalconsulenten (die zagen hoe krachtig en vitaal de Kabwa taal is in de dorpen), voor onze bijbelvertaler (die het belang van zijn werk weer eens onderstreept ziet), voor de Kabwa mensen (die geproefd hebben hoe de vertaling zal gaan klinken), en voor mij (want ik heb ook telkens weer nodig om te zien waarom we dit werk eigenlijk doen).

Na de dienst bezochten we nog even de vader van onze vertaler, een man die ons al veel geholpen heeft bij ons taalonderzoek en bijbelvertaalwerk. We praatten nog wat over een specifiek vertaalprobleem in de vertaling van Lukas 15. In de gelijkenis doet de Vader zijn zoon een ring aan zijn vinger. Dit is een onbekend gebruik voor de Kabwa mensen. Vroeger werden ringen nooit gebruikt, tegenwoordig alleen tijdens bruiloften (invloed vanuit het Westen). Om iemand respect te tonen, te eren of liefde te tonen, worden in de Kabwa cultuur geen ringen gegeven, maar stukjes speciale koeienhuid, of bepaalde traditionele armbanden. Het probleem is duidelijk, maar dan de oplossing. Kiezen we voor Kabwa symbolen? Het zou beter te begrijpen zijn. Maar willen we de cultuur van de Bijbel als een Kabwa cultuur laten klinken, of mag er ook iets ‘vreemds’ in de vertaling zitten? Mag de lezers proeven dat dit een andere cultuur is? En zo ja, hoe weten we dan zeker dat de bedoelde boodschap toch helder gecommuniceerd wordt? We hebben hier veel testwerk gedaan, en besloten om de ring in de vertaling te bewaren. Vanwege de context van dit vers, waarin de ontferming en vreugde van de Vader zo vaak expliciet benoemd wordt, kan het niet missen of mensen snappen de bedoeling achter het aanschuiven van de ring: het tonen van liefde, en de bevestiging dat hij een waardevol iemand is (de zoon, in volle rechten). Het blijft altijd zoeken, en je weet van tevoren nooit precies waar je uit zult komen.

Als uitsmijter: in de dorpen kom je altijd wel weer iets bijzonders tegen. Vandaag: roze kuikens bij een witte hen. Enig idee hoe dit kan?
Tip: ga met muis over afbeelding, en lees het antwoord.