In een van de reacties die we kregen na het versturen van de nieuwsbrief vorige week, werd gevraagd, “En, Dorien, ben je ook weer aan het werk?” Die vraag verraste me even, want daar hadden we toch in de nieuwsbrief over geschreven..? Wat blijkt nu: het stukje over mijn werk was er bij het opmaken van de nieuwsbrief tussenuit gevallen. Vandaar nu alsnog een stukje over mijn werk in de laatste maanden.

Ik doe de spellingscontrole voor een van de talen van het project, het Kabwa. Ik werk vooral vanuit huis, ongeveer vier ochtenden een paar uur. Een paar maanden lang ging Aron één ochtend in de week bij een vriendinnetje spelen en kon ik op kantoor werken, maar op een gegeven moment wilde hij het niet meer. Gelukkig kan ik ook prima vanuit huis werken. Omdat mijn beschikbare uren beperkt zijn, heb ik besloten om me niet op grote onoverzichtelijke projecten te storten, maar om aan iets te werken wat behapbaar is, ook als je alleen thuis werkt.

Het Kabwa vertaalteam heeft vorig jaar hard gewerkt aan het boek Genesis, en wilde het graag publiceren als een afzonderlijke deeluitgave. Voordat een bijbelboek gepubliceerd mag worden, moet het heel grondig gecheckt worden. Eerst inhoudelijk, op de vertaling, maar daarna ook qua spelling en vormgeving. De spellingscontrole voor Genesis was dus een urgent karweitje dat ik voor mijn rekening kon nemen. Het is prima werk om een uur of twee per dag te kunnen doen. Aron vindt het wel prima, hij vermaakt zich meestal wel goed thuis. Als ik nu en dan dingen moet overleggen met het team, mag hij mee naar kantoor en dat vindt hij geweldig. Op z’n loopfietsje over de compound, tekenen op papa’s whiteboard, en meezingen bij de gebedstijd in de theepauze… het is allemaal even leuk.

Elke dag door een hoofdstuk heen worstelend kom je toch nog heel wat tegen. Het is opvallend hoe snel het mij als westerling (die getraind is om een woordbeeld te herkennen) lukt om onregelmatigheden in spelling in een vreemde taal op te pikken. Bijvoorbeeld de ene keer wordt het woord ‘begraven’ als okubhika geschreven, maar even verderop als okubhiika. Dan moet ik in de database nagaan wat de goede spelling is. Er zitten vrij veel van zulke slordigheidjes in. In een mondelinge cultuur heeft correcte spelling niet dezelfde status als in een cultuur als de onze waarin zo ontzettend veel geschreven en gelezen wordt. Maar correcte spelling helpt nieuwe lezers wel om vertrouwd te raken met het spellingssysteem voor het Kabwa.

paratext1

Het computerprogramma waarin de vertaling wordt gemaakt heeft ook een woordenlijst waarin alle gebruikte woorden staan. Per woord kun je aangeven of het goed of fout gespeld is, en uit welke stukjes het woord bestaat. Als het woord fout gespeld is, kun je de goede spelling invoeren en direct in alle vertaalde gedeelten waar de foute spelling voorkomt, de spelling verbeteren.

Lees verder →

Ik heb de indruk dat steeds meer christenen zich veel directer betrokken voelen bij zendingswerk dan ooit tevoren. Waar je vroeger voor het laatste nieuws over het zendingswerk misschien naar een zendingsdag moest of een zendingsblaadje moest lezen, kun je tegenwoordig bijna wekelijks op de hoogte blijven van het wel en wee van Hessel of André. Het is allemaal wat persoonlijker geworden.

Niet alleen staan zendingsveld en achterban wat directer met elkaar in contact, ook de sponsoring is persoonlijk geworden. Veel mensen sponsoren niet zozeer een bepaald zendingsproject met een nauwelijks uit te spreken naam, maar zendingswerkers die ze kennen en die regelmatig communiceren over hun leven en werk. Organisaties doen er alles aan om het zo persoonlijk mogelijk te maken. Je kunt een Keniaans kindje sponsoren die je ieder jaar persoonlijk een handgeschreven briefje toestuurt, je favoriete bijbelvers adopteren en laten vertalen voor een bijbelloze taalgroep, of een brommer aanschaffen voor evangelist Fanueli die werkt in een uitgestrekte savanne. De trend lijkt te zijn dat hoe beter een gift te communiceren en te visualiseren valt, des te meer kans er is dat iemand zich ‘erdoor aangesproken’ voelt en besluit een gift over te maken. Het is dan ook geen verrassing dat de fondsenwerving van veel zendingsorganisaties aansluit bij dat gevoel om persoonlijk iets concreets te kunnen doen voor Gods werk in de wereld.

Het zal voor niemand nieuws zijn dat het uitvoeren van zendingswerk veel kosten met zich meebrengt die ‘wat minder aansprekend’ zijn. Dat geldt ook voor al die zendingswerkers die door een persoonlijke achterban ondersteund worden en geen vast salaris hebben waaruit deze ‘saaie uitgaven’ betaald kunnen worden. In de meeste gevallen hebben zij geen andere inkomsten dan de giften die ze maandelijks ontvangen. Giften ‘voor de zending’ moeten dan ook worden gebruikt voor een heel scala aan uitgaven. Sommige leiden heel direct tot een aansprekend resultaat, bijvoorbeeld om geluidsdragers met het Paasevangelie te verspreiden in een nauwelijks bereikte regio. Andere uitgaven helpen simpelweg om zendingswerkers op het veld te houden, bijvoorbeeld om de belasting te betalen die het gastland van zendingswerkers vraagt. Beide soorten uitgaven zijn noodzakelijk, al zijn ze misschien niet allebei even ‘aansprekend’.

Het is geweldig om te zien hoeveel mensen regelmatig en trouw geld voor zendingswerk beschikbaar stellen. Juist voor projecten die vele jaren in het beslag kunnen nemen, is langdurige steun cruciaal. De oudere generatie ziet dat misschien wel scherper dan de jongeren van nu, van wie sommigen toch wat meer gewend raken aan uitdagende werkvakanties in de tropen en sponsoracties voor een specifiek en haalbaar doel. Het zal moeten blijken of ook de nieuwe generatie het grotere plaatje zal blijven zien en het zendingswerk langdurig wil steunen. En dat ook te doen als niet iedere zendingswerker aansprekende verhalen kan schrijven over het werk dat hij of zij doet. Investeren in zendingswerk vraagt een zeker geduld en vertrouwen, ook als het soms even ‘stil’ blijft en we zendingswerkers de ruimte moeten geven om gewoon te doen waarvoor ze gestuurd zijn.

[Deze column werd vandaag gepubliceerd in het Reformatorisch Dagblad]

Op zaterdag 3 mei wordt er door een groepje enthousiaste hardlopers uit de thuisgemeente van André en Dorien een estafetteloop georganiseerd. De deelnemers lopen zich in het zweet voor het bijbelvertaalwerk in Tanzania.

De route is uitgestippeld over de Veluwe en deze komt exact op 100 km uit: De Ginkelse Hei, Wekerom, Harskamp, Kootwijkerbroek, Voorthuizen, Putten, Nijkerk, Nijkerkerveen, Hoevelaken, Achterveld, Barneveld, Scherpenzeel, Renswoude, Lunteren en Ede liggen allemaal op die (voorlopige) route.

Doe ook mee! Mail met estafetteloop2014@gmail.com voor meer informatie over deelname of sponsoring. Of kijk op de website.

Het was een week waarin van alles gebeurde. Nieuw vertaalde Bijbelboeken rollen uit de printer. Een dodelijk ongeluk. Een terroristische aanslag.

We vierden feest op het vertaalkantoor. Vijf grote dozen werden afgeleverd, en iedereen wist wat erin zat: Het Lukas-Evangelie in de Zinza-taal. Eindelijk hebben nu alle acht talen in onze vertaalproject een Evangelie in de eigen taal. Iets om te vieren! Een dag later rolden twee grote stapels met het boek Jona uit de printer. Weer twee talen waarin dit boek nu gelezen en begrepen kan worden. Het zijn momenten waarop we dankbaar zijn en vol verwachting uitzien naar hoe God Zijn eigen woorden gaat gebruiken.

We weten het ondertussen uit ervaring: als er iets te vieren valt, gebeuren er altijd dingen die onze vreugde temperen. Kort nadat drie nieuwe Bijbelboeken beschikbaar kwamen, kregen we ’s morgens vroeg een telefoontje van een collega. Ze was in paniek en zei dat ze een ongeluk had gehad en dat er een meute mensen om de auto heen stond. Omdat het vlak bij het vertaalkantoor was gebeurd, renden we er snel naar toe. We zagen honderden mensen. Het was een gevaarlijke situatie. Schuldig of niet, voor je het weet heeft de meute de auto in brand gestoken, met of zonder inzittenden. Gelukkig was de politie snel ter plekke. Mijn collega zat met haar dochter in de auto, ze waren bang. Ik zag een jonge man onder de auto leegbloeden. Het was duidelijk dat hij het niet zou overleven. Hij stierf kort erna.

Al snel werd overal doorverteld: een blanke heeft iemand doodgereden. Toch was dat niet geval. Een motor-taxi was de macht over het stuur verloren, en was op een andere motor gebotst. De man was over het wegdek onder de auto gegleden, en het leek er dus erg op dat hij aangereden was door een auto. Bloederige foto’s verschenen in de krant, met het onjuiste verhaal. Een gevaarlijke situatie, want als een van de weinige blanken in de stad kun je je niet verbergen. En tegen geruchten kun je je nauwelijks verdedigen. Tot onze opluchting hebben ooggetuigen de familie en de politie kunnen overtuigen van wat er daadwerkelijk gebeurd was. Het was niettemin een vreselijke situatie. Ons gevoel van veiligheid op straat had een stevige knauw gekregen.

Twee dagen later hoorden we opeens dat er een aanslag was gepleegd in Nairobi. Kenia en Tanzania zaten aan de buis gekluisterd. Toen we zagen waar het was gebeurd, schrokken we nog erger. Hier hadden we een paar maanden geleden nog met onze kinderen gelopen! We zagen neergeschoten mensen liggen op plekken die we maar al te goed kennen. Een drama dat veel slachtoffers heeft geëist en ons persoonlijk diep geraakt heeft.

Deze wereld is niet veilig. En op sommige momenten voel je dat extra scherp. Het was een week waarin we Gods nabijheid heel hard nodig hadden.

Deze column is geplaatst in het Reformatorisch Dagblad van donderdag 8 november 2013.

Ik ben onlangs bij een tandarts geweest. Nu is dat normaal niet iets om over te schrijven, maar deze keer was nogal anders. Toen ik na anderhalf uur weer van de gevreesde stoel mocht klimmen, was ik doornat van het zweet. En daar was alle reden voor.

Het is eigenlijk onvermijdelijk om in Tanzania vroeg of laat een stuk tand te verliezen. Hoe goed de vrouwen ook hun best doen, er blijft altijd wel een steentje tussen de rijst zitten, met alle gevolgen van dien. Zo moest ook ik vorige maand een bezoekje aan de tandarts afleggen. Nu is dat in onze streek in Tanzania soms een heel risico. De meeste bezoekjes resulteren in een kies minder. Trekken schijnt de ultieme oplossing te zijn voor iedere kiespijn. Aangezien we toch naar Kenia zouden gaan, besloot ik even te wachten tot we in Nairobi een goed opgeleide tandarts zouden vinden.

Onderweg naar Nairobi logeerden we een nachtje bij een internationale zendingsschool, en vlak in de buurt was een zendingskliniek. Een Amerikaanse dokter had daar een stel Keniaanse tandartsen opgeleid, en veel mensen hebben er goede ervaringen opgedaan. Ik werd aangeraden om me daar voor een habbekrats te laten helpen. Lees verder →

Fanueli_AndreFanueli is vandaag afgestudeerd! Drie jaar geleden voelden we duidelijk Gods aanwijzing om in deze Maasai-broeder te investeren. Toen al had hij een vurig verlangen om het Evangelie te vertolken voor de Maasai in het noorden van Tanzania. We zijn dankbaar dat hij zijn studie aan de bijbelschool heeft kunnen afronden, en nu klaar is om terug te gaan naar zijn eigen stam om daar als evangelist en zendeling aan de slag te gaan. We zullen zijn regelmatige bezoekjes missen, want Fanueli is voor ons een dierbare vriend geworden.

Fanueli krijgt zijn diploma van de bisschop van de Lutherse Kerk. (En voor wie dezelfde vraag op voelt komen als Elisa: “Nee, dat is niet Sinterklaas!”)Graduation Fanueli 1Hier krijgt Fanueli, samen met zijn vijf studiegenoten, de zegen mee:Graduation Fanueli 2Na de officiële ceremonie wachtte ons nog de receptie met een stevige maaltijd. We vierden het in het Mennonieten-kerkje vlak in de buurt.  Graduation Fanueli 3

Elisa had zichzelf uitgenodigd om de ereplaats warm te houden. Onze kinderen konden het altijd goed vinden met Fanueli, en zullen hem ook wel missen.Graduation Fanueli 4 > We bidden nu dat God Fanueli zal zegenen in zijn nieuwe werk. En dat er meer en meer Tanzaniaanse zendelingen zullen opstaan om de kerk te leiden in het verder brengen van het Evangelie, juist op plekken waar het Evangelie nog amper doorgedrongen is. Fanueli is voor ons een hoopvol teken dat het mogelijk is!

Misschien hebben jullie in het nieuws meegekregen dat er doden gevallen zijn bij een stammenstrijd in Kenia. Nadat er drie weken geleden meer dan 50 mensen gedood waren van de Orma-stam, zijn er gisteravond weer 11 mensen van de Pokomo-stam gedood. Het conflict draait om waterbronnen, grasland, en diefstal van vee. Toen ik eerder dit jaar in Kenia was om te helpen bij het trainen van bijbelvertalers, waren er ook vertalers uit deze stammen bij. Bid voor een einde aan het geweld, en dat het Evangelie een weg zal banen naar vergeving en vrede.

Ik kreeg vandaag een verslag te lezen van één van de vertaalteams uit het zuiden van Tanzania. De vertalers van het Malila-team vertellen hoe er in een aantal kerken iets aan het veranderen is. Voorgangers beginnen vertaalde bijbelboeken te gebruiken, en gemeenteleden reageren enthousiast op de woorden in hun moedertaal. Mensen die dachten de Bijbel in de landstaal (Swahili) wel te begrijpen, realiseren zich nu dat ze het helemaal niet begrepen. Mensen die vroeger nooit iets op de bijbelkringen durfden te zeggen, doen nu mee en bidden zelfs in hun moedertaal. Voorgangers zeggen dat er een nieuwe honger is naar het Woord van God.

Lees zelf het verslag, en prijs God voor zijn werk!

A few weeks ago, the Malila translators returned from a village where they had done some review on Luke 13-24 with the community. I asked them about the results of the review, and as we were talking, they began telling me about a couple of pastors who said that there have lately been some changes happening in their churches. When I asked the translators to explain, one of them said, “The pastors have started to use the translated Bible portions in their services, and people are very excited about it. It turns out that a lot of people who thought they understood the Bible in Swahili are now realizing they don’t. They’re hearing it in Malila and getting it for the first time. Many of the older people who only speak Malila have starting praying in Malila in the services. In the Bible studies and church groups, people who never used to say anything are participating now, because they feel free to use Malila to discuss things. More and more people want to learn to read, so they can read the Malila for themselves, and the pastors say that the Malila scriptures have stirred a lot of interest in studying the Bible. And we can see it too—it’s like the people in the churches are waking up. Some people who aren’t even Christians come sit with us just so they can hear something in Malila, and then we get the chance to read the gospel to them.”

Terwijl ik dit schrijf krijg ik van collega Jacob Karels, die met dit team werkt, een mail binnen met zijn verhaal hierover (in het Nederlands!). Lees hier zijn weblog.

Een van de schrijvers die mij nogal beïnvloed heeft, is Jerry Bridges. Hij heeft geweldige boeken geschreven over met name genade en heiliging. Vooral zijn boek Inzet en Genade is enorm inspirerend. Ik geloof dat ik het al drie keer gelezen heb, en het stimuleert me telkens weer om voortdurend uit genade te leven, en te streven naar een leven dat helemaal is toegewijd aan God.

Tegenwoordig gebruik ik een dagboek van Bridges met korte stukjes uit zijn boeken. Deze morgen las ik iets wat me stil heeft gezet, en me heeft aangezet om eens heel goed na te denken over waaróm ik zo verlang naar overwinning op zonde in mijn leven, en waarom ik die overwinning toch niet elke dag zie. Wie zich dezelfde vraag soms stelt, kan misschien wel iets met wat Bridges hieronder schrijft.

God-Centered Holiness

You shall be holy, for I am holy.
(1 Peter 1:16)

If holiness is so basic to the Christian life, why do we not experience it more in daily living? Why do so many Christians feel constantly defeated in their struggle with sin? Why does the church of Jesus Christ so often seem to be more conformed to the world around it than to God?

Our first problem is that our attitude toward sin is more self-centered than God-centered. We’re more concerned about our own “victory” over sin than we are about the fact that our sins grieve God’s heart. We cannot tolerate failure in our struggle with sin chiefly because we are success-oriented, not because we know it’s offensive to God.

God wants us to walk in obedience—not victory. Obedience is oriented toward God; victory is oriented toward self. This may seem to be merely splitting hairs over semantics, but there’s a subtle, self-centered attitude at the root of many of our difficulties with sin. Until we deal with this attitude, we won’t consistently walk in holiness.

Victory is a by-product of obedience. As we concentrate on living an obedient, holy life, we’ll certainly experience the joy of victory over sin. Will you begin to look at sin as an offense against a holy God, instead of as a personal defeat only?