Maandagmorgen. Ik was al vroeg op het vertaalkantoor. We zouden die dag een aantal hoofdstukken van een nieuw vertaald Bijbelboek bespreken. Terwijl de vertalers het kantoor binnendruppelden kwam het nieuws binnen dat een van onze vertalers zijn tweejarige dochtertje had verloren. In plaats van die dag aan de slag te gaan, waren we een uurtje later op weg naar de begrafenis.

Een kinderkistje is altijd te klein. Een meisje dat vrolijk zou kunnen rondhuppelen, ligt doodstil te wachten om begraven te worden. De moeder en andere vrouwen zitten samen op de achtergrond bij elkaar, de hoofden bedekt. De mannen drinken en praten, de dominee leest uit de Bijbel, en de vader legt uit waar het kind aan gestorven is. Hij heeft daar bijna twintig minuten voor nodig, vanwege de geruchten in het dorp over wat er gebeurd zou zijn. Dan wordt er besloten om te bidden tot God, of Hij een wonder wil doen en het kind weer tot leven wil brengen. Er wordt vol geloof en verwachting gebeden, maar het gebeurt niet. Het kistje wordt dichtgespijkerd. Tien spijkers, vier slagen elk, en dan is het stil.

1501161_10152201989091449_873364559_o1496016_10152201989096449_1253120758_oIn de achtertuin wacht een open grafje. Het kistje wordt op de bodem gezet, en een paar jonge mannen vullen het graf met aarde. Het einde van een leven op aarde voor een kind dat nog niet had hoeven sterven. Als ze maar op de tijd de hulp had gekregen die ze nodig had. Maar die kreeg ze niet. Want ze woonde in Tanzania.

Ronit, want zo heet het meisje, was op een dag plotseling ziek geworden. Zo kon niet meer horen, en haar armen raakten verlamd. De dokters in één ziekenhuis stelden vast dat ze vergiftigd was. Een andere dokter dacht dat het malaria plus nog wat anders was. Welke medicijnen Ronit ook kreeg, ze werd steeds zieker. Pas na twee weken gaven de dokters toe dat ze het ook niet wisten, en stuurden haar door naar een beter ziekenhuis in een andere stad. Daar verbleef ze op de intensive-care, zonder hoop op herstel. Pas toen de ouders in contact kwamen met een Amerikaanse dokter in het ziekenhuis, werd duidelijk dat het meisje nekkramp heeft gehad. Ze kreeg medicijnen, maar het was feitelijk al te laat. Het werd haar dood.

Op zo’n moment besef je opeens hoe ziekte en dood het leven beheersen van zoveel mensen die geen toegang hebben tot goede gezondheidzorg. Hulp komt zo vaak te laat, en dokters stellen met hun beperkte middelen nogal eens foute diagnoses. Ziek worden is daarom altijd een bedreiging van het leven. De levensverwachting soms kort. Jezus weet dat zij die ziek zijn een dokter nodig hebben. En Hij alleen heeft de volledige macht over leven, ziekte en dood, en het leven na de dood. Geloof in Jezus als de Redder van mensen is een leven van hoop voor nu en straks.

[Deze column werd gepubliceerd in het Reformatorisch Dagblad van donderdag 6 maart 2014.]

Geef een reactie

Post Navigation