We zitten alweer 281 dagen in Tanzania. Het leven hier krijgt z’n ritme, zeker sinds we in Musoma wonen. We hebben een fijn huis waar we ons thuis voelen, een rustige haven in een altijd in beweging zijnde buitenwereld. Soms is het gewoon fijn om je even af te sluiten, zeker op de dagen dat we thuis geen huishulp of tuinman rond hebben lopen. Maar op veel andere momenten is ons huis gewoon onderdeel van deze cultuur, is het een komen en gaan van weet-ik-niet-hoeveel mensen, ieder met z’n eigen vragen en verwachtingen. De avonden zijn doorgaans voor onszelf, als het donker wordt om 7 uur ’s avonds, en de poort en deuren op slot gaan. Even een paar uurtjes om tot rust te komen, wat te lezen, of weer een verslagje naar ons thuisfront te schrijven. Vandaar: een blog over een paar kerkdiensten waarin iets gebeurde dat ik nog steeds niet helemaal begrijp. Ik wil u laten meevoelen hoe we zoeken naar een weg om deel te nemen aan het kerkelijke gemeenteleven in Musoma.

Hele morgen in de kerk
Als iemand uit Nederland ons vraagt: ‘wat vinden jullie het moeilijkste sinds jullie in Tanzania wonen?’, dan denken we steevast als eerste aan de zondagen. In Nederland wist je hoe laat de kerkdienst begon, wie er zou voorgaan, dat je zou bidden, zingen, en een preek van tussen de 30-40 minuten te horen zou krijgen, een preek die zonder uitzondering over iets uit de Bijbel zou gaan. En het tijdstip waarop je weer buiten staat was zonder al te veel moeite te voorspellen. Dat is hier allemaal anders, en daar hadden we ons ook wel op voorbereid. In de afgelopen maanden hebben we een aantal verschillende kerken bezocht, soms als familie samen met Michaja en Elisa, de laatste tijd vaker ik alleen (terwijl Dorien met de kinderen thuis zondagschool doet). Niet ideaal, zeker niet, maar het lijkt voor ons nu het beste te werken.

Deze foto is genomen vanaf ons erf. Het grijze gebouw in de verte (waar Dorien naar toe loopt) is de kerk waar we het vaakst naar toe gaan (African Inland Church of Tanzania), dus zo'n minuutje lopen vanaf ons huis.

Deze foto is genomen vanaf ons erf. Het grijze gebouw in de verte (waar Dorien naar toe loopt) is de kerk waar we het vaakst naar toe gaan (African Inland Church of Tanzania), dus zo'n minuutje lopen vanaf ons huis.

Waarom niet gewoon samen naar de kerk? Ik zal proberen te beschrijven hoe dat zou gaan. Voor het bezoeken van een kerkdienst moet je toch wel een uur of 3-4 uittrekken. Je weet niet wanneer het begint, doorgaans een half uur later dan gepland. Je weet niet waar je komt te zitten, maar blanken worden meestal als bijzondere gasten gezien (waarom eigenlijk?) en mogen daarom op de voorste rij zitten. Alleen één probleem: de luidsprekers (als die er zijn) staan dan vlak voor je oren te toeteren, waar je op z’n minst hoofdpijn van krijgt, zelfs tijdens de preek wanneer de voorganger zo ongeveer iedere zin benadrukt. Michaja en Elisa worden harstikke bang als de muziek begint en willen direct weg. Als we hen vertellen “we gaan naar de kerk!”, dan antwoordt Michaja steevast: “toch niet die met harde muziek?!”. Liever proberen we ergens achterin te glippen, dat is een stuk rustiger. Een groot deel van de dienst wordt ingevuld door allerlei kerkkoren, een enorm belangrijk iets in de Tanzaniaanse kerken. De bekendheid van je gemeente hangt voor een groot deel af van de dominee én het koor. Voor het samen zingen van liederen is veel minder tijd ingeruimd, soms een of twee liederen, maar in één dienst was er helemaal geen samenzang. Uiteraard wordt er in elke dienst gepreekt, voorafgegaan door één of twee lezingen uit de Bijbel (in een Swahili-vertaling). De preken duren doorgaans niet langer dan een uurtje, en kunnen onderbroken worden door een lied dat opeens door de predikant wordt ingezet, of door een opmerking als “Hé mama X, waarom lig je nou alweer te slapen? Moeten we eerst maar wat zingen?” En prompt zingen we en is iedereen weer bij de les. Het is frapant dat waar je ook gaat zitten, je nooit weet waar je aan het einde van de dienst beland zult zijn. Vorige week schoof ik in een niet-al-te-makkelijk-zittend bankje waar al drie mensen inzaten. Ik schatte dat er zo’n 8 mensen in de bank zouden passen. Mis gerekend! Er konden er met gemak 16 in, en ik werd door de stevige mama naast mij keurig opzij geschoven tot ik ongeveer aan het eind klem zat. Wanneer we voor een lied weer moesten gaan staan, dan ging dat prachtig tegelijk, want we zaten immers strak vastgeperst naast elkaar. Ik heb nog geen manier gevonden om m’n achterwerk wat afwisseling te bieden in deze omstandigheden, maar daar zal vast een foefje voor zijn (die ik nog moet afkijken van anderen). Een aantal preken die ik heb gehoord waren echt Bijbels, sommige voluit Evangelie-verkondiging op een manier die je bemoedigt, aanspoort, en enthousiast maakt om met nieuwe inzet voor de Heere God te leven. Ik ben blij dat we nu vrijwel alles in de dienst kunnen volgen, ons Swahili is nu aardig op niveau. Maar nu kunnen we ook scherper zien wat daadwerkelijk gezegd wordt, en dan verbaas je je soms hevig. Een heel aantal andere preken heeft mij de nodige zweetdruppeltjes gekost, omdat de Bijbel gebruikt werd voor iets waarvoor het niet gebruikt zou moeten worden. Ik wil daar een voorbeeld van geven (zonder de indruk te geven dat dit voor alle preken geldt!).

2blog20

“Zorg voor de dominee en ontvang zelf voorspoed!”
Ik was samen met een collega uitgenodigd voor een dienst ergens in Musoma. We kwamen rond half 10 aan en zagen dat de dienst buiten gehouden zou worden. Gelukkig kregen we een mooi plekje (vlak naast de speaker…) waar we meestal in de schaduw zaten. De eerste 1,5-2 uur van de dienst gingen op aan het voorstellen van allerlei belangrijke mensen (het was een bijzondere dienst). Ook wij stelden ons voor, waarmee je je al snel onderdeel van de dienst voelt. Uiteindelijk werd er, na de zingende en dansende kerkkoren, een aantal toespraken en preken gehouden. De preek werd met het nodige stemgeluid uitgeschald, en de strekking was als volgt:

In het boek Genesis lezen we over een moment in Jakob’s leven dat hij geen voorspoed had, omdat hij zijn broer bedrogen had. Pas toen hij zijn zonde beleed, kreeg hij weer voorspoed in zijn leven (veel vee, vrouwen, kinderen, enzovoorts). De toepassing hiervan werd alsvolgt gemaakt: Op dit moment krijgt de dominee niet voldoende geld om fatsoenlijk te kunnen leven. Dat is een zonde van de gemeente. Daarom zijn er ook zoveel problemen en heeft vrijwel niemand voorspoed. Als we dit als zonde belijden en de flink geld geven aan de dominee, zullen we allemaal weer in voorspoed leven.

Dit was de kern van de preek. De hele toepassing van de preek was gericht op één ding: geef geld aan de dominee. Het hele gebed was hierop gericht: God, helpt de gemeente om riant te geven. Na het gebed begon het pas echt. Eerst werd er een collecte gehouden met grote rieten manden. Daarna werd besloten dat de opbrengst niet genoeg was, er moest meer komen. Mensen mochten hun hand opsteken als ze méér wilden geven. En, werd er aan toegevoegd, stel uw voorganger nu niet teleur! Er werd weer grif gegeven. Opnieuw bleek het niet genoeg te zijn. Men besloot dat iedereen een bedrag moest toezeggen, en alles zou netjes opgeschreven worden. Natuurlijk mochten de belangrijke gasten beginnen, en ieder zegde een flink bedrag toe. Ook dat was het einde niet. De gast-predikant nam het op voor zijn collega, en zei: “nu vraag ik niet meer geld, ik wil geen geld meer zien, maar ik wil spullen voor de dominee!” Iedereen werd naar voren uitgenodigd om iets toe te zeggen: een geit, 2 zakken mais, een kip, een stropdas, een omslagdoek voor mevrouw, en ga zo maar door. Inmiddels waren we al een uur of 2 met deze business-meeting bezig, en het zou al snel onze beurt zijn om iets toe te zeggen. Maar we hadden onze buik er vol van, en zijn stilletjes weggeglipt. Natuurlijk, in zekere zin een statement, maar we konden nu onmogelijk nog meer geven met een toegewijd hart (enkel omdat op iedereen de druk werd gelegd nóg meer te geven). En dik 4 uur in de kerk zitten is voor een blanke met niet al te veel vlees op z’n achterwerk ook lang genoeg.

3blog1

Direct na de dienst was ik er nogal opgewonden over: hoe kan men de bijbel en het gebed en de sociale druk zo misbruiken om meer geld in het laatje te krijgen?! En wat wordt er gedaan met de Bijbelse richtlijn om je linker hand niet te laten weten wat je rechter doet? Moeilijk om in zien, hoewel er ongetwijfeld een goede reden voor is (in deze cultuur is het belangrijker wat je sámen geeft dan wat 1 individu geeft). Prompt, de eerste twee volgende kerkdiensten gebeurde een vergelijkbaar iets: zeker 2 uur van de kerkdienst werd gebruikt om mensen geld toe te laten zeggen voor de dakplaten van de zondagschool. Een grote gift (“ik geef 10 dakplaten!”) werd met luid applaus en tromgeroffel gevierd. Dingen die wij in onze kerken vaak netjes scheiden (het Evangelie en geld), horen hier helemaal bij elkaar. Voor een lekkend dak wordt geen gemeenteavond belegd, maar staat iemand in de kerk op, brengt het ter sprake, waarop een uitgebreide discussie volgt, mogelijk gevolgd door een opbod van giften. Niets ongeestelijks aan, tenzij je uit een andere cultuur komt waar je toch vooral naar de kerk komt voor de Bijbel(uitleg), aanbidding en gebed. De inzamelijk van giften wordt in sommige Nederlandse kerken gedaan tijdens iets heel anders (bijvoorbeeld het prijzen van God in een psalm of lied). Hier krijgt een collecte de volle aandacht, iedereen staat op en brengt zijn gave voor in de kerk. Het heeft iets mooi, een bewust offer (ook al wordt dit op den duur natuurlijk ook weer een gewoonte waar je het bijzondere van kunt vergeten).

Een zoektocht voor ons
Goed, maar hoe nu verder? Onderdeel worden van een jonge kerk waar nog zoveel groei nodig is? Of altijd een buitenstaander blijven? Het eerste klinkt aantrekkelijker, als een bijbelse opdracht, zeker voor zendelingen. Niet om met antwoorden binnen te rennen, maar om onze medebroeders en -zusters te leren luisteren naar de Bijbel. Juist wat betreft een gezond bijbelgebruik zou de kerk zoveel kunnen groeien. Als het met het bijbelgebruik niet goed gaat, dan gaat er veel meer niet goed (diensten, leiderschap in de kerk, pastorale zorg, ethische vragen, enz.). Daarom geniet ik zo van het lesgeven aan de bijbelschool, om iets te kunnen betekenen in het opleiden van bijbellezers (vooral aanstaande voorgangers en evangelisten). Tegelijk moeten we realistisch zijn, alleen het bezoeken van zondagse diensten maakt ons nog niet onderdeel van een gemeente. Maar voluit meedraaien in het gemeenteleven zal weer een heel aantal andere uitdagingen met zich meebrengen. Juist dan loop je tegen de cultuurverschillen aan die het niet eenvoudig maken om als westerling onderdeel te worden van een full-time gemeenteleven. In zekere zin blijven we toch buitenstaanders, ook al zouden we iedere zondag de dienst bezoeken. Daarom is het voor ons een zoektocht. Wat is het beste? Voor Dorien en mij, voor de kinderen, en voor de gemeente hier in Musoma. We proberen een afweging te maken, zonder ervan overtuigd te zijn dat we het goed doen. We hopen onze zondagen zo in te vullen dat we zelf geestelijk gevoed worden, de kinderen meer over onze hemelse Vader leren, en we toch verbonden blijven met Gods gemeente hier in Musoma. Daarom moeten we vaak kiezen, zonder altijd te weten welke keus de beste is. Willen jullie hierin voor ons bidden?

Ps. Later deze week een blog over een mooi moment in ons werk: onze vertalingen van het Kerst-Evangelie (Lukas 1-2) zijn goedgekeurd en op weg naar de drukker!

1 Thoughts on “De kerk, een zoektocht

  1. Evelien de Koning on 14 november 2009 at 21:02 said:

    Lieve André, Dorien en natuurlijk de kids,
    Op afstand lees ik zo hier en daar mee, denk regelmatig aan jullie. Gods zegen, wijsheid, inzicht, creativiteit in zo’n andere cultuur.
    Evelien

Geef een reactie

Post Navigation