Het is geen geheim dat het zogenaamde ‘welvaartsevangelie’ enorme populariteit geniet in grote delen van de wereld, niet in het minst in Afrika. Tanzania vormt geen uitzondering, en nogal wat voorgangers preken wekelijks over een God die mensen materieel kan en wil zegenen, als men maar genoeg gelooft en genoeg geld geeft aan de kerk. Het accent ligt dan ook vaak op de voorwaarden en de beloofde zegeningen die te verwachten zijn. God komt natuurlijk ook ter sprake, maar dan vooral als Hij die de zegen geeft aan hen die erin geloven.

Toch kan het praten over het welvaartsevangelie allemaal een beetje abstract blijven, alsof het om een bepaalde theologie gaat, die verder niet veel met de gewone man te maken heeft. Daarom een verhaal over iets wat kort geleden gebeurde. Lees verder →

We voelden ons aardig goed voorbereid toen we toeleefden naar onze uitzending. We hadden zin om naar Tanzania te gaan en om daar een verschil te maken in de levens van gewone mensen. We hadden echter geen idee hoe de werkelijkheid ons door elkaar zou schudden. En dat we het zonder de hulp van God nooit vijf jaar zouden volhouden.

Terwijl we ons voorbereidden, lazen we veel over het land waar we naar toe zouden gaan. We zagen foto’s van hongerige kinderen. We lazen verhalen over een snel groeiende jonge kerk. We hoorden over zendelingen die alles gaven om de liefde van Jezus maar door te geven. Het raakte ons diep, en dat gaf een verlangen om ook te gaan. En God stuurde ons.

Die hongerige kinderen blijken nu soms zo ondankbaar, brutaal, veeleisend. Je wordt door ze bestolen. Je wilt ze liefhebben, maar het is zo veel makkelijker met een foto dan wanneer ze je buurkindjes zijn. Je merkt opeens zo’n tekort aan geduld en ontferming, en je schrikt ervan. Je wilt alles geven, maar op een dag realiseer je je opeens dat het je niet lukt, dat je er de energie niet meer voor hebt. Je voelt je er schuldig over, verward in ieder geval.

Die snel groeiende jonge kerk die we zo graag wilden dienen, werd zomaar een grote bron van teleurstelling. In het begin leek het geweldig om samen met de plaatselijke kerk het Evangelie verder te verspreiden, ook naar de onbereikte dorpen. We droomden over het toerusten van de kerk en het opzetten van bijbelstudiegroepen. Alleen al het woord ‘kerk’ bracht ongekende energie in ons naar boven. Maar op een dag realiseerden we ons dat dingen helemaal niet zo snel veranderen, laat staan verbeteren. We zagen dat de kerk een plek is waar leiders zich soms meer om zichzelf dan om anderen bekommeren. Hoe meer we de taal begonnen te begrijpen, des te meer schrokken we ervan hoe Jezus in de kerk de grote afwezige kon zijn. De kerk werd zomaar een plek waar je zelfs als zendeling liever niet wezen wilde. Nogal verwarrend. Kwamen we niet om de kerk te ondersteunen? Emoties en visie kunnen soms zo hard botsen. Je komt er niet uit, zonder Jezus’ hulp.

We kennen onze roeping. Maar de werkelijkheid test voortdurend de grenzen van ons geduld, de diepte van ons geloof en de spankracht van onze liefde. En we slagen niet altijd voor de test. Zonder een genadige God en geduldige vrienden die blijven bemoedigen en bidden, geloof ik niet dat wij tot het einde van dit jaar zullen kunnen dienen op de manier zoals Jezus het heeft bedoeld. Alleen mét Hem kunnen we vruchtbaar dienen, ook op de momenten dat we onszelf soms zulke ongeschikte zendingswerkers voelen.

[Deze column werd gepubliceerd in het Reformatorisch Dagblad van donderdag 9 Januari 2014.]

Als we in Nederland zijn, zullen we de kinderen er weer van moeten overtuigen: “Je mag best water uit de kraan drinken hoor, echt!” Leven in Tanzania is nogal anders dan in Nederland. Maar na een jaar of vijf denk je er gewoon niet meer over na. Het is gewoon. Tot je bezoek uit Nederland krijgt, en je met andere ogen even naar het ‘normale leven’ kijkt.

De eerste vijf situaties met een :-):

  • We rijden door de stad met een auto vol kinderen. Natuurlijk zijn er niet genoeg gordels, en in de kofferbak al helemaal niet. Iedereen zit strak op elkaar gepakt en zingt er vrolijk op los. Tot we door een politieagent worden aangehouden. Licht nerveus laten we het raampje zakken. Hij kijkt in de auto, ziet een elftal opgelaten kinderen, en vraagt dan: “Kan ik een lift krijgen tot het bureau?”
  • Verkeersregels zijn er om alles in goede banen te leiden. Als het verkeer zichzelf wel ongeveer regelt, heb je niet zoveel regels nodig. En de regels die er zijn en massaal worden genegeerd, kun je maar beter niet in je eentje opvolgen, want dat leidt tot ongelukken. Wie stopt er nu voor een rood licht als iedereen doorrijdt?! Sommige wegen zijn zo breed dat je een soort onofficiële vierbaansweg krijgt. Welke kant iedere baan opgaat, hangt af van de tijd van de dag. Zolang je maar meedoet, gaat alles goed. En luid claxonneren in het verkeer is niet meer dan anderen van je aanwezigheid bewust maken. Alleen onze gasten worden er nerveus van, maar het went altijd snel. In het verkeer voel je je nooit alleen.
  • We zitten in de kerk, met z’n vijven. Het is een bankje voor vier. Zodra een van de kinderen opstaat, belandt er een stevige dame naast ons op het opengevallen plekje. We schuiven in. Tot er weer een kind opstaat. Plaatsje vergeven. In de kerk weet je alleen hoe en waar je zit op het moment dat je gaat zitten. Waar je uiteindelijk belandt en tussen wie je dan zit, dat is afwachten.
  • Vlak voor ons huis ligt een zandweg. Aan beide kanten van de weg ligt een diepe goot, om het water af te voeren tijdens het regenseizoen. Een geweldig idee dat meestal werkt. Ware het niet dat de zandweg door alle rommel en modder inmiddels zo hoog geworden is dat iedere regenbui de goten opvult met het zand en modder van de weg. Na iedere regenbui komt een troepje jongens opdraven om de goten weer leeg te scheppen. En waar wordt de modder neergegooid? Juist, op de weg! Er valt haast niet meer op te fietsen, maar de goot is weer netjes schoon. Tot de volgende bui. Weg met de werkloosheid.
  • Onze rechterhand slijt hier harder dan die van een hardwerkende boer in Nederland. Waar je ook gaat, je schudt elkaar toch zomaar vijf keer hartelijk de hand, en bij een lang gesprek nog wel vaker. Een leuke opmerking gaat met een soort handklap gepaard, en om je medeleven te tonen houdt je iemands hand wat langer vast. Niet maar even, maar echt een tijdje. Bij een goed gesprek heb je elkaar toch wel een paar minuten vast. En als de ander vertrekt, dan houd je elkaars hand vast terwijl je loopt. Ook als mannen loop je hand in hand tot bij de weg waar je afscheid neemt. Voelt het gek? Een beetje soms, maar niet echt meer. Want je weet dat je vrienden hebt, en daarom doe je het.

Sinds kort hebben we op ons vertaalkantoor een eigen machine om publicaties te drukken! RisographDeze week is de machine in gebruik genomen en de eerste twee stapels boeken zijn van de pers gerold: Jona in de Kwaya-taal en in de Jita-taal.

Terwijl onze bijbelvertalers momenteel werken aan grotere boeken (Genesis, Handelingen, Openbaring en een aantal brieven van Paulus en Johannes) zijn we blij dat we tussendoor ook kleinere boeken kunnen printen en verspreiden. Het is belangrijk dat de mensen in de dorpen regelmatig nieuwe boekjes in handen krijgen en gebruiken. Voor verschillende talen hebben we zo al dingen ontdekt die we in de schrijfwijze van de taal konden verbeteren. Hoe meer mensen al vertrouwd raken om delen van de Bijbel in hun eigen taal te lezen, des te beter straks het complete Nieuwe Testament ook ontvangen kan worden.

Morgen hopen een paar van onze collega de jaarlijkse Bijbel-zondag te vieren met de Kwaya-stam. Bid dat de nieuw geprinte boekjes goed ontvangen zullen worden en dat God alle aanbidding krijgt.

SONY DSC

 

Slangen zijn enge beesten. En sommige slangen zijn gevaarlijke beesten. Maar wat doe je als er een python in je tuin rondkruipt, ergens onder het raam van de slaapkamer van je kinderen?

python2Vanmorgen zat ik met onze tuinman en huishelp chai te drinken, en we kregen het opeens over slangen. Ze vertelden dat onlangs op de Tanzaniaanse radio te horen was dat er twee kinderen door een python gedood waren, ergens in Canada. Het feit dat die kinderen door een slang gewurgd waren verrraste hen niet zozeer, maar meer dat de python ontsnapt was uit een winkel. Ze vroegen me: “Verkopen ze bij jullie zulke slangen? En waarom kopen mensen ze eigenlijk?” Toen ik zei dat het meestal niet meer dan een liefhebberij is, kregen we een heel gesprek over hoe iedere stam in onze regio zijn eigen geloof heeft wat betreft slangen, en vooral pythons.

Onze huishelp, mama Sofia, komt oorsponkelijk uit Mozambique. Als kind had ze al geleerd dat als je een python ziet, dat je dan onmiddelijk hulp roept, de slang in het oog houdt, en dat anderen de slang dan doden. Toen ze trouwde en naar Tanzania kwam, kwam ze te wonen in een gebied met veel mensen van de Kwaya-stam. Op een dag zag ze een slang in de tuin. Dapper als ze was, doodde ze hem zelf. Toen de huisbazin dat zag, ontstond er een grote rel. Hoe ze het wel niet in haar hoofd haalde om een slang te doden!

Mama Sofia leerde toen dat de Kwaya-mensen slangen met het allergrootste respect behandelen. Een python zeker. Als je een python op bezoek krijgt, dan heb je feitelijk een god op bezoek. Kwaya-christenen zullen die woorden wellicht niet zo gebruiken, maar ook zij zullen een slang niet zomaar doden. Wegjagen mag wel, maar dan wel met het grootste respect, dus niet door met stenen te gooien.

Het spreekt voor zich dat dit gebied dus vol zit met slangen, want ze worden zelden gedood. Bijna alle andere omliggende stammen hebben er totaal geen probleem mee om een gevaarlijke slang uit de weg te ruimen, dus een slimme slang weet waar hij wezen moet. Dat het dan een onleefbare situatie wordt voor iemand als Mama Sofia, dat is haar probleem. Verhuizen is een voor de hand liggende oplossing, en dat is wat ze heeft gedaan.

Voor veel mensen hier is een slang niet maar gewoon een gevaarlijk dier. Het kan ook een vloek of een bedreiging zijn. Eergisteren sprak ik even met mijn bewaker. Hij zag er verward uit. Al snel hoorde ik van hem wat er thuis gebeurd was. Zijn vrouw had in hun huis een grote slang gevonden. Ze was doodsbang. Ze geloofde stellig dat haar schoonmoeder die slang gestuurd had om haar te doden. Nu is de relatie met haar schoonmoeder nooit geweldig geweest, maar dit klonk vrij heftig. Onze bewaker had tevergeefs geprobeerd om dit idee uit haar hoofd te praten, maar ze wilde per se naar een traditionele genezer om uit te vinden of haar schoonmoeder de slang echt gestuurd had. De reden wist ze al wel. Ze kan geen kinderen krijgen, en dat is een grote schande in haar stam. Ongetwijfeld wilde haar schoonmoeder haar doden zodat haar zoon met een andere vrouw kon trouwen die hem wel een kind kan geven…

Zomaar twee verschillende reacties op het zien van een slang. Het is een gecompliceerde wereld soms.

O, en wat ik zelf zou doen? Rennen. Kinderen redden. En het kapmes zoeken. En gelukkig is onze bewaker geen Kwaya.

Ik weet niet of de duivel verstand heeft van computers. Maar soms gebeuren er dingen die gewoon te ’toevallig’ zijn om zomaar ’toevallig’ te zijn.

Deze week zou ik met een van onze vertaalteams de eindcontrole van het boek Openbaring doen. De Ikizu vertalers hadden hun tekst zorgvuldig vertaald en mijn vragen over hun vertaling keurig beantwoord. Mijn inschatting was dat we zo’n drie dagen nodig zouden hebben om samen rond de tafel te zitten en de overgebleven vertaalproblemen op te lossen. We spraken af dat we woensdag tot en met vrijdag aan de slag zouden gaan.

Ik wist van tevoren eigenlijk niet zeker of ik de vertaalcontrole wel zou kunnen doen. Ik voel me de afgelopen twee weken al behoorlijk ziek. Toen ik getest werd bleek ik malaria, buiktyfus en nog een of andere parasiet (amoebe) te hebben. Dat verklaarde ook gelijk waarom ik al die tijd – zowel overdag als ’s nachts – zulke heftige hoofdpijn en buikpijn had. Toch kon ik de meeste dagen naar het vertaalkantoor komen om mijn werk te doen. Woensdagmorgen, de dag dat we met de controle zouden beginnen, voelde me niet geweldig. Ik besloot toch om te gaan, want ik wilde het team niet teleurstellen (en op het vertaalkantoor is het altijd nog wat rustiger dan thuis met drie vakantie vierende kinderen). Al snel hoorde ik dat ook een van de vertalers ziek was en niet zou komen. Die dag zou dus niet wat worden.

De volgende morgen waren we allemaal present. Ook de andere vertaler had nu malaria gekregen, maar wilde toch graag bij de vertaalcontrole zijn. We hebben eerst maar gebeden om gezondheid en energie, voordat we aan de slag gingen. Maar het ging goed, en we konden die dag wel zes hoofdstukken afronden.

Andre_kantoor_2

Dit was nog op een goede dag toen mijn vertaalsoftware het gewoon deed (zie het grote scherm)

Vrijdagmorgen wilden we verder gaan. Maar we waren nog geen 10 minuten bezig, toen mijn computer crashte.

Lees verder →

Column Reformatorisch Dagblad – ‘Een zendingskerk op het zendingsveld’
16 mei 2013

Als bijbelvertaler wil je graag in contact blijven met de mensen voor wie je de Bijbel vertaalt. Sinds een aantal jaren werk ik samen met het Kabwa Bijbelvertaalteam, om één van de kleine taalgroepen in het noorden van Tanzania te bereiken in hun moedertaal.

Op een zondagmorgen bezoek ik één van de kleine kerkjes in het gebied waar de Kabwa mensen wonen. De meeste kerkjes zijn klein. De gemeente die ik vandaag bezoek komt normaal samen in een simpel bouwsel van bamboestokken, rieten matten en plastic zeil. God zal niet minder blij zijn met de lofliederen die Hem hier vandaan bereiken, dan vanuit welke kathedraal dan ook. Maar vandaag is het kerkje leeg. We horen al snel dat de gemeente een vergelijkbaar schaduwrijk afdakje heeft gebouwd zo’n twee heuvels verderop.

Als we goed kijken zien we heel wat huisjes verspreid over de savanneachtige vlakte. De Kabwa stam is een volk dat leeft van het land, zorgt voor het vee, en bidt om de regen. Het is een hard leven. En iedereen beseft dat het christelijk geloof in het alledaagse leven tot nu toe nooit veel heeft betekend. Je zou het ‘zendingsveld’ kunnen noemen.

Al snel stromen van alle kanten mensen samen naar het provisorisch in elkaar gevlochten kerkje. Ik hoor dat vandaag de afsluiting is van een driedaagse serie van evangelisatie-diensten. Gemeenteleden hebben niet-christelijke vrienden uit de buurt uitgenodigd om samen te zingen voor God en om uitleg te krijgen over het Evangelie. Tijdens het voorstellen van ‘de evangelisten onder ons’ staat bijna de halve gemeente op. Ik word er stil van. Na de indringende preek wordt er gebeden voor de mensen die in de afgelopen dagen tot geloof zijn gekomen en bij de gemeente willen horen. Voor sommigen wordt kort gebeden. Voor anderen – mensen die in hun leven veel ruimte gegeven hebben aan de duistere machten – wordt met kracht en overgave gebeden om bevrijding. Ik bid mee, en kijk toe. Ik zie hier een gemeente die strijdt in Gods koninkrijk. Een gemeente waar mensen leven vinden. En dan realiseer ik me opeens weer: ik bevind me hier op zendingsveld. En… de zendelingen zijn de Kabwa mensen zelf! Kabwa gelovigen die echt geven om hun buren en vrienden, hen willen laten delen in de vreugde om God samen te prijzen, en dan met hen op de knieën voorin de kerk zitten om te bidden om vergeving en bevrijding.

Dr. Stefan Paas zei onlangs in deze krant: “Elk land kan zendingsbasis én zendingsland zijn.” Deze morgen zit ik in een gemeente waar God al volop aan het werk is, ook naar buiten toe. God heeft vaak geen blanke zendelingen nodig om de laatste ‘witte velden’ te bereiken. Toch hebben deze jonge gelovigen het Woord van God nodig om te groeien in het volgen van Hem. De Kabwa bijbelvertalers zijn bevoorrecht, want zij mogen Gods woorden voor hen laten klinken in de taal van hun hart.

Ik probeer regelmatig met één van onze Bijbelvertaalteams naar de dorpen mee te gaan om onze nieuw vertaalde hoofdstukken te testen. Het helpt me om onze ‘doelgroep’ scherp voor ogen te houden als we iedere dag beslissingen nemen of iets wel of niet te begrijpen valt. Gisteren zouden we weer gaan, maar het liep een beetje anders dan we gehoopt hadden.

We zijn op weg naar een dorpje dat een beetje moeilijk te bereiken valt. Wat langere reizen doen we vaak met onze auto, een sterke four-wheel-drive die ons vrijwel overal weet af te leveren. We zijn nog geen uur onderweg, of de stoom slaat uit de motor. Oververhit. Wéér! Het is een probleem waarvan we hoopten dat het na 5 reparaties nu opgelost was, maar blijkbaar toch niet. Het duurt een tijdje voor de motor wat is afgekoeld, de koelvloeistof weer is bijgevuld, en we weer een poging kunnen wagen. Nog geen vijf minuten verderop staan we voor ‘de Rode Zee’. “Hoe komen we er doorheen?” vragen we ons af.

Wat jongelui uit een naburig dorp, die van het probleem een bron van inkomsten heeft gemaakt, staan klaar om ons door de rivier te duwen. De motor uit natuurlijk, want we zullen tot halverwege de autodeuren onder water komen. We wikken en wegen wat te doen. Het is nog vroeg in de morgen. De rivier is nu nog zo’n 30 meter breed, maar hoe zal het vanavond zijn als we op de terugweg er weer door moeten? Het regent momenteel iedere dag, en de rivier zal ongetwijfeld snel dieper worden. We besluiten dat het wel een beetje een groot risico is met een auto die ons zojuist al in de steek heeft gelaten. We gaan terug. Met pijn in het hart, want we weten dat zo’n 25 kilometer aan de andere kant van de rivier een groepje mannen op ons wacht. Het zou de eerste keer zijn dat ze de Bijbel in de Kabwa-taal zouden gaan horen. Ze hadden ons de hele morgen regelmatig gebeld of we er al aankwamen. We zijn zwaar teleurgesteld dat we ze nu moeten laten wachten. Wellicht dat we na het regenseizoen, of met een betere auto, de overtocht kunnen wagen, en ook deze mannen God in hun eigen taal horen spreken.

Op de terugweg passeren we nog wat andere Kabwa-dorpen waar we met kleine groepjes wat hoofdstukken uit Genesis testen. Ook goed, maar toch niet helemaal wat we van plan waren.

Terug in Musoma zoek ik gelijk onze automonteur op. Na een half uurtje rekenen is zijn advies duidelijk: “We hebben alles geprobeerd, en de kosten van het vervangen van de halve motor zijn zo hoog, dat het niet de moeite waard is voor een auto van 20 jaar oud. Ik zou maar eens naar een andere auto uitkijken.” Slik… Daar hadden we niet op gerekend. Hoe komen we aan een betrouwbare auto hier? Maar het geld hebben we gewoon helemaal niet. En we hebben toch een auto nodig! Een hoop vragen, en we hebben op dit moment niets wat ook maar een beetje op een antwoord lijkt…

Iedereen is er inmiddels wel aan gewend dat de decembermaand een onrustige en gevaarlijke maand is. Bijna iedere avond wordt er bij heel wat huizen ingebroken, mensen worden tijdens inbraken soms verminkt of vermoord, en ’s avonds laat waagt niemand zich meer op straat. Dit jaar is echter anders dan anders.

Het begon een week of twee geleden. We hoorden dat er een paar onthoofde lijken waren gevonden. Kinderen. Iedereen tastte in het duister over het hoe en waarom. Maar het bleek slechts het begin te zijn van een verschrikkelijke reeks moorden. Momenteel worden iedere dag kinderen vermist, en worden hun lichaampjes zonder hoofd terug gevonden. Niet alleen in de dorpen, maar ook in de stad Musoma zelf. Gisteravond zijn in de wijk waar wij wonen weer in ieder geval drie mensen vermoord. De hoofden zijn – naar men zegt – nodig als betaling aan traditionele medicijn-mannen. De belofte is dat als je een kinderhoofd in een goudmijn gooit (en mijnen hebben we hier genoeg), dat je dan bergen goud kunt verwachten. Blijkbaar gelooft men erin. Met alle verschrikkelijke gevolgen van dien.

Ik schrijf hierover met afschuw. Maar wil ook eerlijk zijn, omdat het een reële geestelijke strijd is waar gebed zo hard voor nodig is. Het Afrika van de mooie foto’s is niet het Afrika van de mensen die hier wonen. Mensen zijn bang, vooral vrouwen en kinderen. Niemand durft zijn kinderen meer zonder toezicht op straat te laten rondlopen. De verhalen die we horen zijn ronduit schokkend. Niemand herinnert zich dat dit ooit eerder is gebeurd op deze schaal. Iemand zei gisteren tegen me: “Het lijkt erop dat Satan onze regio helemaal onder zijn macht wil nemen.” De duisternis is volop aanwezig. Wat nu gebeurt, zijn werken uit de afgrond, waar je met afgrijzen van vervuld raakt.

Alleen Jezus Christus, die Satan al definitief hééft verslagen, kan hier redding brengen. Bid met ons mee om een doorbraak van Gods Koninkrijk, juist nu de duisternis alles en iedereen in zijn greep heeft.

Een paar woorden van Paulus uit Efeze 6:10-18 om ons te bemoedigen en te leiden:

“Zoek uw kracht in de Heere, in de kracht van zijn macht. Onze strijd is niet gericht tegen mensen, maar tegen de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de lucht. Neem daarom de wapens van God op om weerstand te kunnen bieden op de dag van het kwaad, om goed voorbereid stand te kunnen houden. Laat u bij het bidden leiden door de Geest. Bid voortdurend voor alle heiligen.”

* Graag dit bericht niet verder verspreiden zonder eerst even met mij te overleggen.

Het is zondagmorgen, bijna 8 uur. Er staat iemand luid te claxonneren voor onze poort. Als ik met m’n nog ongekamde kuif ga kijken wat er aan de hand is, blijkt het één van mijn Tanzaniaanse collega’s te zijn. ‘Ben je klaar?’ roept hij enthousiast. Nou, nog niet dus. Ik nodig hem uit om binnen te komen, en geef hem een compliment dat hij zo lekker vroeg is. ‘Vroeg?’ vraagt hij verbaasd. We zouden toch 8 uur vertrekken. Als ik antwoord dat we pas rond een uur of half 10 zouden gaan, draait hij zich met een lach om en zegt: ‘Dan ga ik nog even wat buren begroeten!’  Ik hoop dat ze al wakker zijn, en klaar om met een veel te wakkere dominee aan de babbel te gaan….

Iets na negenen vertrekken we. Het is bijbelzondag. Een jaarlijkse zondag waarin we eropuit trekken om in verschillende kerken te vertellen over het bijbelvertaalwerk. Onderweg pikken we nog twee collega’s op. Iedereen zal vandaag wat doen. Onze wakkere dominee zal preken. De vertalers zullen uit hun vertaling voorlezen en uitleg geven, en ik zal wat vertellen over ons werk in de regio, plus nog een verrassing. We komen rond 10 uur aan bij het kerkje van rieten matten en plastic dak. Langzaam aan stroomt het kerkje vol, en klinkt het ene na het andere loflied. Zonder dak klinkt het eigenlijk wel net zo persoonlijk, zeker als je zingt terwijl je naar boven kijkt.

Het enthousiasme voor ons werk is groot. De vertaling spreekt voor zich. We hoeven mensen niet te overtuigen dat ons vertaalwerk mensen helpt om de Bijbel te begrijpen, dat spreekt gewoon voor zich als één van de vertalers verschillende stukken uit de Bijbel voorleest.

Het hoogtepunt van de dienst is het moment waarop we de eerste twee brieven van Paulus aan mogen bieden in de Kabwa-taal. We hadden de twee brieven in een klein boekje geprint en een stapeltje meegenomen voor de gemeente. Nadat we ze uitgedeeld hebben, begint iemand spontaan te zingen “Laten we onze God prijzen, want vandaag heeft Hij ons redding gebracht!” Een ontroerend moment. Tijdens de dienst hebben we wel vier keer een passage gelezen in de moedertaal, iets wat normaal nooit gebeurt. We zien deuren opengaan, ook in de kerkjes waar we regelmatig even op bezoek gaan. We danken God dat er steeds meer draagvlak en waardering komt voor het krijgen van de Bijbel in de moedertaal.

Na de dienst worden we uitgenodigd om bij de dominee te blijven eten. We zitten binnen te wachten, en het duurt nogal even voordat de dominee zelf komt. Ik loop nog even terug naar het kerkje, en daar zie ik hem met nog een aantal mensen om een meisje heen staan. Het meisje, zo’n 16 jaar, wordt al een hele tijd aangevallen door boze geesten die haar kapot willen maken. Haar ouders hebben haar meegebracht naar de kerk, en gedurende zo’n 30-40 minuten wordt er voor haar gebeden. Ik mag ook meestrijden door te bidden in Jezus’ naam. En door Hem alleen is het meisje bevrijd. Jezus leeft echt! Als we teruglopen naar huis, zegt de dominee tegen mij: “Dit gebeurt bijna iedere week. De duivel en zijn boze geesten hebben heel lang alle ruimte gekregen. We zien nu dat het Evangelie de duisternis afbreekt.”

De brieven van Paulus die nu beschikbaar komen voor de Kabwa-mensen, kunnen van doorslaggevende betekenis zijn om in de geestelijke strijd staande te blijven, en te overwinnen. We geloven in de kracht van het Woord!