Mijn mountainbike stond zeker in mijn top-10 van onze ‘meest gemiste spullen’.  Ik gebruikte hem vaak om naar het vertaalkantoor heen en weer te rijden, en mijn conditie was mede daardoor prima op peil. Ik baalde dan ook nogal toen ook mijn fiets gestolen bleek. Totdat….

We kregen een tip binnen dat mijn fiets zich waarschijnlijk in Kiabakari bevond, een dorpje zo’n 40 kilometer buiten Musoma. Ik had niet veel zin om daar helemaal naar toe te rijden en uit te vinden dat het toch een andere fiets was, dus ik stuurde mijn bewaker er naar toe om uit te zoeken of de fiets er al dan niet was. Op de bewuste zaterdagmorgen kreeg ik van hem een telefoontje: ‘Ja, je fiets is in dit dorp, maar hij is verkocht aan iemand anders. We vinden wel uit aan wie, maar kom maar vast!’ Binnen een half uurtje was ik in Kiabakari. De bewaker had zijn vrouw ook meegenomen, en zij bleek een neusje te hebben voor het opsporen van mensen. Via via, want iedereen kent immmers iedereen, kwam ze erachter wie de fiets verkocht had. Ze had echter niet verteld met welk doel ze de fiets wilde hebben, en deed zich voor als iemand anders. Toen de bewuste man echter in de gaten kreeg dat ik ook in het dorp was, kwam hij met een heel ander verhaal: Hij had de fiets nooit gehad of verkocht. We gebruikten een beetje dreiging, waarna hij ons bij het huis bracht van degene die de fiets van hem had gekocht. Ik bleef een eindje bij het huis verdaan achter, om de situatie een beetje rustig te houden, maar het liep op een felle discussie uit waar de ganse familie aan mee deed. We besloten gelijk de politie in te schakelen.

Inmiddels had ik de inspecteur uit Musoma al gevraagd het politiebureau in Kiabakari te informeren dat we eraan kwamen, dus we kregen gelijk de hulp die we nodig hadden. De dienstdoend agent en zijn wapenbroeder stelden snel orde op zaken. De agent, een man van rond de 60, had een natuurlijk gezag in het dorp. Binnen 5 minuten waren we op weg naar de plek waar mijn fiets zou moeten zijn: op een begrafenis.

Het zou niet al te ver zijn. Nu weet ik inmiddels wat dat (niet) betekent, maar dit was onze beste kans. We verlieten de hoofdweg en kwamen op een koeiespoor die zijn beste tijd had gehad. De 8 inzittenden klaagden niet over de vele kuilen, maar dat was niet meer dan beleefd. Het werd spannend op de stukken waar de helft van het pad was weggespoeld tijdens het laatste regenseizoen. In ieder geval twee keer (zowel op de heen- als terugweg), was ik bang dat we zouden kantelen, maar gelukkig gleed het achterwiel op tijd naar beneden, en konden we ons er met de 4-wheeldrive uit trekken.  Na zo’n 30 minuten kwamen we op een stuk waar we absoluut niet verder konden. In de verte zagen we een groepje huisjes bij elkaar, niet ver van de heuvel waar de eerste president van Tanzania (Julius Nyerere) geboren was. Daar moesten we wezen. Via een smal paadje kwamen we bij de omheining van het groepje huizen waar de begrafenis gaande was.

Binnen de omheining zaten zo’n 200 mensen op de grond ugali te eten. Iedereen kee k op toen twee gewapende agenten, een blanke en nog vijf onbekenden het terrein opliepen. De politieagent vroeg aan de oudste toestemming om mee te werken aan het politieonderzoek. Inmiddels zagen we een fiets staan die wel wat op die van mij leek. Maar…. de kleur van het frame was anders, en de stuurstang was veel nieuwer, en de versnellingen waren nieuw. Was dit wel mijn fiets? Maar ja, geen twijfel mogelijk, ik herkende verschillende dingen die ik onlangs gerepareerd had. Dit was em! Het was een bijzonder gevoel: ongeloof of opwinding, zelfs iets van boosheid (dit was immers het finale bewijs dat onze bewaker het dus écht heeft gedaan, misschien zat ik onbewust nog in de ontkenningsfase).  De fiets werd in beslag genomen, en de eigenaar gearresteerd.

Eenmaal terug in het dorp zelf, moesten we eerst nog een huiszoeking doen. Misschien vonden we nog wel meer spullen. Het bleef bij het vinden van een kettingslot uit ons huis. Ook de eigenaar van dit huis werd gearresteerd. De hele buurt had zich tegen die tijd bemoeid met het onderzoek.

 Met inmiddels vier arrestanten achter in onze auto, ergens op of onder de fiets die ook achterin lag, vertrokken we naar het politiebureau. De hoofdadgent deed ‘zijn onderzoek’, en besloot dat twee arrestanten naar het bureau van Musoma moesten om daar verhoord te worden. Toen ik weer terug reed naar huis (met mijn fiets, een agent en twee arrestanten), was het al half zes ’s avonds. Ik had nog steeds niet gegeten of gedronken,  maar voelde me toch voldaan.

Inmiddels gebruik ik de fiets weer met veel plezier. Saillant detail: de fiets is nu in betere staat dan voordat hij gestolen werd!

Vorige week werd ik uitgenodigd door een van mijn bijbelschoolstudenten om met hem mee te gaan naar het dorp waar hij woont. Hij zei: ‘Het is in het noorden, zo’n kilometer of zeventig’. Volgens mijn berekening moest dat wel ongeveer kloppen; ik ben verschillende keren bij de Keniase grens geweest, en hij moest dus dichterbij wonen. Een beetje mis gerekend. Uiteindelijk bleek de afstand bijna het dubbele (omdat we mijlenver van de hoofdweg moesten), en de reistijd minstens anderhalf uur langer dan geschat. Dat lag meer aan de route die we namen, dan aan de afstand. Hoe dan ook, we zouden een dagje doorbrengen in de Luo-stam. Lees verder →

André zegt tegen mij dat er een mail van B. is met de vraag op wie hij woensdag moet stemmen namens ons (we hebben hem gemachtigd). Michaja hoort ons en zegt: “Waar praten jullie over?”

Andre: “We moeten tegen oom B. zeggen, wie wij kiezen om de nieuwe baas van Nederland te worden.”

Michaja: “O. Misschien ik wel!”

Deze week waren we bezig met het bijbelvers waarin staat dat Jezus naar het huis van Petrus komt. Petrus’ schoonmoeder blijkt erg ziek te zijn. Mijn vraag aan de vertalers was: ‘Waar was Petrus’ schoonmoeder toen Jezus haar wilde genezen?’ Het antwoord was snel gegeven: ‘Dat weten we niet precies, maar het moet ergens anders geweest zijn, niet in het huis van Petrus!’ Lees verder →

Het is toch wel een aparte ervaring om een tijdje in Kenia rond te lopen. We wonen nu zo’n anderhalf jaar in Tanzania, maar voor mij voelt het nu alsof ik in een andere wereld ben. Natuurlijk, het is nog steeds Oost-Afrika, de steden zijn druk en vol, de mensen zijn ook hier mooi donkerbruin, en toch is het hier in Nairobi allemaal erg anders. Een paar impressies… Lees verder →

Ik ben zojuist aangekomen in een soort nonnen-klooster zonder nonnen. Een rustig Romeins-achtig gebouw met aan atrium en een prachtige tuin, en dat in een van de rustigste wijken van Nairobi.

De komende twee weken zal ik een consultant-training volgen over dingen die voor mijn werk erg relevant zijn (de focus ligt op Discourse Analysis, voor wie weet waar dat over gaat). Trouwens, het was een interessante rit op de weg hiernaar toe…

Vanmorgen vroeg ben ik uit Musoma vetrokken, rond een uur of kwart over zes. De taxi-chauffeur die me naar de grens zou brengen, bezorgde me vanaf de eerste kilometer buiten Musoma angstzweet. Binnen een uur stonden we al aan de grens. Minstens een Olympisch record. Bij de grens was iedereen geweldig behulpzaam. Het was nog rustig (wat wil je om 7 uur ’s morgens), en de op het eerste gezicht wat knorrige douanebeambte hielp me zelfs om wisselgeld te vinden (terwijl hij een uitgelezen kans had op $5 dollar fooi te krijgen, want ik moest m’n visum hebben). Petje af. Ik was van plan om na de grens nog een keer een taxi-ritje te maken naar het stadje Kisii, om vandaar met een shuttle naar Nairobi te gaan. Bij de grens stond echter een grote bus met draaiende motoren te wachten, om… op weg naar Nairobi te gaan. “Wanneer vertrekken jullie?”, vroeg ik. “Ieder moment, uiterlijk 8 uur!”. Ik had beter moeten weten, want de bus was nog nagenoeg leeg. Tegen een uur of 9 vertrokken we toch, maar toen begon het feest. Voor ongeveer ieder levend wezen dat zijn hand bewoog, werd gestopt. Hoe meer zielen, hoe meer shillings. De bus bleek niet meer dan een veredelde daladala, de busjes waarvoor het principe geldt: ‘Er kan er altijd nog eentje meer bij’. Uiteindelijk heb ik een uur of 8 in dat ding gezeten. M’n rug is beurs.

Onderweg had ik een enorm probleem. Ik maakte een fatale fout. Ik kocht een flesje cola. Nu voel ik me daar normaal in het geheel niet schuldig over, maar deze keer had ik alle spijt van de wereld (hoewel het me lekker smaakte). Mijn laatste toiletbezoek – als je niet geïnteresseerd bent in dit onderwerp: lees dan verder vanaf de volgende alinea – dateerde van ’s morgens vroeg 6 uur. Ongeveer een half uurtje nadat ik mijn colaatje verorberd had, kwam ik tot de pijnlijke constatering dat mijn blaas echt overvol was. Ik dacht dapper: ‘Even volhouden, we zijn bijna in Narok voor de pitstop!’ Maar na 20 minuten moest ik echt toegeven dat ik een kilometer extra niet meer zou gaan redden. Ik wist niet meer hoe ik moest zitten, kreeg ontzettende pijn in mijn rug, en het pijnzweet brak me uit. Maar ik hield het nog droog. Ik naar de chauffeur toe met het vriendelijke verzoek of ik even ‘medicijnen mocht opgraven’ (een Swahili uitdrukking voor als je een plasje moet doen). Hij lachte en zocht een plekje waar ik de bush in kon duiken om me van het ongeneugd te verlossen. Ik was nog maar net achter de struikjes verdwenen, of de hele bus stroomde leeg met mensen die iets aan een vergelijkbaar probleem moesten doen. Ik voelde me al niet schuldig meer (ze waren me vast allemaal dankbaar, dat veronderstel ik dan zo maar). En wat was het weer heerlijk zitten daarna, verrukkelijk!

Onderweg heb ik heerlijk Swahili kunnen praten met twee mensen waar ik naast zat. Ik heb een hoop geleerd, bijvoorbeeld hoe je met een bankbiljet snel van een lastige agent af kunt komen. Vanavond heb ik heerlijk Nederlands kunnen praten met twee medelanders die ook deze training volgen. Morgen gaan we echt beginnen. Ik heb er wel zin in!

Het leven in Tanzania lijkt soms wat op een Indiase maaltijd: soms geniet je stilletjes van een milde currysaus over hagelwitte rijst, terwijl je je het volgende moment bijna verslikt in een ongenadig pittig pepertje. Zoiets overkwam ons in de afgelopen weken.

Zoals jullie ongetwijfeld hebben gemerkt genieten we erg van ons werk. Als iemand mij vraagt: “Waarom ben je in Tanzania, en waarom wil je hier blijven?”, dan zal ik waarschijnlijk antwoorden: “Omdat ik mensen wil bereiken met het Woord van God, in een taal die ze begrijpen!” Mijn werk is de feitelijke reden waarom ik hier in Tanzania ben. God dienen, mijn gezin liefhebben of iemands vriend zijn, kan ik op vrijwel iedere plek op deze wereld. Maar het bereiken van de duizenden Kabwa- en Ngoreme mensen voor wie de Bijbel een gesloten boek is, dan kan alleen hier, in Musoma. Daarom ben ik hier, daarom wil ik hier blijven.

De relatie met mijn vertalers is erg belangrijk voor mij, vooral met de 3 waar ik dag-in-dag-uit mee samen werk aan het vertalen van het Lukas-Evangelie. Het gaat (doorgaans) goed! Er is vertrouwen, er is plezier, we werken hard, we leren, kunnen elkaar corrigeren, en proberen geduld te hebben met elkaars beperktheden (ik laat de pepertjes nu even rusten, maar die zijn er natuurlijk ook). Een van mijn vertalers is niet de meest geleerde brein ter wereld, maar een prima collega die waardevol is als hij snapt waar het over gaat. Niettemin heeft hij een komische eigenschap die vooral na de lunch zijn kop op steekt. John, laten we hem zo noemen, heeft een heerlijke stoel, bijna te fijn om goed op te werken. Doorgaans zie ik hem tussen 2 en 3 uur met zijn wimpers beginnen te knipperen, terwijl zijn handen muisstil op het toetsenbord rusten, soms een minuut of 15 lang. Na een tijdje sluiten zijn ogen zich, en is John vertrokken. Als ik denk dat het weer tijd wordt om wat anders te gaan doen, probeer ik John weer tot leven te krijgen, en zeg dan: “John, hoe gaat ie?” En zijn standaard antwoord is altijd even voorspelbaar als komisch: hij kijkt mij aan met twee fris-ontwaakte ogen en wijst veelzeggend met zijn linkerwijsvinger naar zijn bevroren computerscherm.  Alsof daar het antwoord op te lezen staat. Hij ligt altijd in een deuk als ik hem vraag of weer eens diep in gebed verzonken was over een ingewikkeld vertaalprobleem. Ik mag hem wel, ook na de lunch, als de geest soms wel wil, maar de spijsvertering zijn tol eist.

Ons vertaalteam in Musoma is groter dan alleen de drie vertalers waar ik mee werk. Wel 17 Tanzaniaanse bijbelvertalers werken samen met zo’n 12 zendelingen om de talen te onderzoeken en op te schrijven, de Bijbel te vertalen, mensen te leren lezen en schrijven in hun eigen taal, en hen te leren de Bijbel in hun moedertaal te gebruiken.  Een heel team (en dan laat ik nog even buiten beschouwen iedereen die een ondersteunende taak heeft, van bewakers tot de kok). Echter, een aantal weken geleden kwam er opeens een breuk in het onderlinge vertrouwen. Bij een collega van mij werd een telefoon gestolen, en in dezelfde week bij mij een waardevol woordenboek. Niemand wist van iets, maar opeens was er vertrouwen geschaad. Het is aannemelijk dat het één van ons is, iemand waarmee we samenwerken, misschien wel een van de vertalers met wie we op zoek waren naar het Bijbelse sleutelwoord ‘waarheid’. We weten niet wie het heeft gedaan. Wel weten we dat het iemand is die ’s morgens vroeg met ons bidt om Gods leiding voor de dag en Zijn zegen op wat we doen. Moeilijk…

Voor ons gezin kreeg dit incident echter nog een vervolg, iets wat ons dieper zou raken dan wat dan ook. In een paar weken tijd werd in ons huis een radio gestolen en ons fototoestel. Normaal gesproken komt niemand binnen behalve onze huishelpers. Met de radio hadden we geen goed beeld wie allemaal de kans hadden gehad om het mee te nemen, met de camera was dat echter veel duidelijker: we hadden hem diezelfde week nog gebruikt en gezien. Na veel gebed en overleg hebben we het besluit genomen om onze huishelper, die al een paar jaar in dit huis werkt, te ontslaan. Ook al blijft het mogelijk dat zij niet persoonlijk iets gestolen heeft, het vertrouwen is verdwenen. Sinds wij in Tanzania wonen, is dit de moeilijkste beslissing geweest die we hebben moeten nemen. Niet omdat we iemand moesten ontslaan (dat hebben we al twee keer eerder moeten doen vanwege nalatige of onbetrouwbare bewakers), maar omdat we niet iemands goede reputatie willen beschadigen zonder een goede reden. Het niet hebben van 100% bewijs en toch een radicale keuze moeten maken, heeft ons persoonlijk diep geraakt. De gevolgen dragen ook verder dan alleen dit voorval. Het wordt nu veel moeilijker om mensen te vertrouwen, ook onze christelijke vrienden, collega’s of personeel. Er is vertrouwen beschadigd, en het kost tijd om weer te leren mensen te vertrouwen. Bid dat we in staat zullen zijn om dat (onbevangen maar niet kortzichtig) te doen.

Op dit moment zit ik te herstellen van een heftige dag ziek zijn. Alle symptomen wezen op malaria: koude rillingen, heet zweet, overgeven, diaree, knetterende hoofdpijn, maagpijn, en een lichaam dat het opgeeft. Je gaat gezond naar bed, en wordt midden in de nacht wakker en merkt dat je zo ziek bent. Heel apart en niet leuk. Het gaat nu echter al een stuk beter, al ben ik verrast hoe je in één dag tijd al je energie kunt verliezen (terwijl het dagen kost om het weer terug te krijgen). Vandaag (het is zaterdag) ben ik met de kinderen in hun wereld. We hebben de kamer omgedoopt tot speelkamer, en straks mag mama bij ons op visite, in de zelfgemaakte hut van Elisa en Michaja (waar ik nu geen foto van kan maken, zonder fototoestel..). Dorien is met een paar vrienden op stap vandaag. Ze zijn met onze auto naar een dorp van de Simbiti-stam, en zijn vandaar een wandeling door de heuvels en bergen aan het maken (samen met onze Simbiti-bijbelvertalers, ds. Robert Mago). Ze stuurt me net een berichtje dat ze het heerlijk vindt!

Dit is het voor nu. De volgende keer meer!

We maken mooie dingen hier mee, maar ook moeilijke dingen. Vorige week was een pittige week, vooral vanwege twee dingen. Ik wil er iets over vertellen.

Vorige week zijn net buiten Musoma 17 mensen vermoord, inclusief jonge kinderen en een zwangere vrouw. Wat ik gehoord heb ik werkelijk een gruwelijk verhaal, waarvan je niet voor mogelijk houdt dat mensen dat kunnen doen. Tanzania staat erom bekend een vreedzaam land te zijn, en dit heeft in het hele land voor opschudding gezorgd. Het houdt de gemoederen nog steeds bezig.

Wat is er precies gebeurd? Het is allemaal begonnen met een vermeende diefstal van een geit. Iemand zag  gewapende mannen rond zijn compound lopen. Hij dacht dat het dieven waren, en heeft twee van deze mannen doodgeschoten. Later bleken het helemaal geen dieven te zijn, maar jagers. De gedode mannen kwamen uit de Zanaki-stam. De man die hen gedood had kwam uit de Kwaya-stam. Hij is in de gevangenis terug gekomen voor wat hij heeft gedaan, 2 jaar cel. Een paar maanden geleden zat zijn straf erop, en is hij weer gaan wonen waar hij altijd heeft gewoond (ondanks waarschuwingen van anderen). Eenmaal weer thuis hebben de Zanaki-mensen zorgvuldig een plan opgezet om hem en zijn hele familie te doden, uit wraak. Vorige week hebben ze hun plan omgezet in daden. Na alle hutten omsingeld te hebben, hebben ze iedereen die op dat moment aanwezig was met kapmessen vermoord, ook kinderen en mensen die slechts op visite was. Het doel was om ‘de moordenaar van een van ons’ samen met zijn hele nageslacht uit te roeien. Dat is gebeurd, er is niemand over die het na kan vertellen. Vreselijk!

Juist op momenten als deze besef je weer hoe haaks het Evangelie op iets uit een cultuur kan staan: wraak versus vergeving, haat versus liefde. Het contrast kan niet sterker. De grote vraag in de afgelopen weken was: is dit slechts het begin? Het begin van een nieuwe stammenoorlog? Of gaat het maar om één incident. Dat de haat vreselijk diep zit bleek vandaag weer: blijkbaar was het niet genoeg om de hele familie uit te roeien. Gisteren zijn ze terug gekomen om alle huizen plat te branden en alle dieren te doden (koeien, geiten, kippen, alles). Zelf voelen we ons nog niet onveilig, omdat het niet met ons of blanken te maken heeft. De politie-mensen zijn met een grootschalig onderzoek bezig, en ze hebben inmiddels 6 van de 8 daders gepakt (ze zijn gelijk naar de Zanaki-stam gereden en daar vonden ze de kapmessen met vers bloed eraan). Dit wordt ook in dit land niet geaccepteerd en er zal een geweldige straf boven hun hoofd hangen. We bidden dat er recht zal geschieden, maar dan wel Gods recht.

Het tweede heeft te maken met personeel. Ons huis wordt bewaakt door drie bewakers, die om de beurt hun werk doen (iedere nacht, en soms overdag). Juist in deze dagen is goede bewaking belangrijk. Onze vorige bewaker die in de weekenden werkte hebben we moeten ontslaan omdat hij liever sliep dan de wacht hield. Een week of 6 geleden hebben een nieuwe bewaker aangenomen. Een vlotte jonge vent met gezin, op zoek naar werk, aanbevolen door onze huisbaas. Totdat hij zijn werk begon hebben we nooit veel problemen gehad, maar vanaf de eerste dag dat hij begon begonnen allerlei dingen zoek te raken. Binnen twee weken was het duidelijk dat er gestolen werd. De grote vraag was echter: Wie? We hebben maatregelen genomen met nieuwe sloten op de poort en we laten buiten geen spullen meer liggen. Toch verdween er nog steeds van alles en nog wat, en telkens als N.N. dienst had. De laatste 4 keer dat iets gestolen werd, was ik er vrijwel zeker van dat hij het moet hebben gedaan, simpelweg omdat er niemand anders op onze compound was geweest en de deur van de schuur op slot zit (alleen wij en de bewakers hebben sleutels). Iedere keer dat ik hem confronteerde met een nieuwe verdwijning, verdedigde hij zich met een vloed van woorden (waaronder dat God zijn hart kent en hij zoiets nooit zou kunnen doen, etc.). De werkelijkheid bewees echter het tegendeel. Toen opnieuw een voorraad kolen uit de schuur verdwenen was (en hij had alleen de sleutel) hebben we knoop doorgehakt, ontslag op staande voet. Ik was erg teleurgesteld, temeer omdat hij beleed een christen te zijn, en hij zonder pardon God erbij riep om zijn onschuld te bewijzen. Betrouwbaarheid en eerlijkheid zijn hier niet dik gezaaid (al hebben we zelf een paar fijne christelijke werkers in ons huis, mensen die een positief voorbeeld geven aan anderen en ons). Veel christenen maken zelf al het onderscheid tussen twee groepen: christenen en ‘behouden christenen’. De eerste naam stelt niet veel voor (het betekent zoiets dat je uit een gezin komt waarvan je ouders niet moslim of iets anders zijn, dus je bent christen). Het helpt mij om meer te begrijpen van de wereld achter getallen. In onze regio is ongeveer 60% van de mensen christen. Dat zegt mij niet zoveel. We zien dagelijks hoe bedrog en oneerlijkheid de regie voeren, ook op plekken waar je anders mag vermoeden. Vandaag is uit mijn kantoor een duur woordenboek gestolen (nadat eerder deze week een telefoon van een college is verdwenen). Niemand weet waar het is, maar ik weet dat het er nu niet meer is (terwijl het er wel was). Het is niet makkelijk om goed van vertrouwen te zijn als je voelt bedrogen te zijn door mensen waar je dagelijks mee samen werkt. Ik geniet van m’n werk en leven in Musoma, maar dit zijn schaduwkanten die een nare bijsmaak geven…