Afgelopen vrijdag hielden we de eerste officiële discussie-dag met onze belangrijkste meelezers (‘reviewers’). We waren benieuwd hoeveel ze opgestoken hadden van onze training eind vorig jaar, en of mensen (op tijd) zouden komen opdagen. We werden positief verrast: al voor 9 uur ’s morgens waren we compleet met 8 meelezers, 2 vertalers en ik. Het werd een erg productieve dag met veel waardevolle adviezen. Een groot deel ervan hebben we overgenomen.

Lees verder →

Gisteren kwam onze bewaker ons roepen dat hij een slang gevangen had in het schuurtje. Het was een aardig beest. De voorlopige slangenoogst in onze tuin: vier.

Als je aan bijbelvertaalwerk denkt, dan denk je toch vooral aan woorden, niet zozeer aan plaatjes. En als we al aan plaatjes denken, dan is het toch vooral dat ze ter verfraaiing zijn bedoeld. In ieder geval zijn ze lang niet zo belangrijk als de woorden van de bijbeltekst zelf…

Kameel door het oog van een naald

Dat laatste mag dan waar zijn, maar toch is het kiezen van de juiste illustraties een heel belangrijke stap. Afgelopen week werd ik me daar nog eens diep van bewust. In onze uitgaves van het Lukas-Evangelie zullen we, naast een landkaart van Israel, zo’n 12 illustraties verwerken. De vraag is dan: welke? We hebben ervoor gekozen om vooral afbeeldingen te kiezen van dingen of gebeurtenissen die in deze culturen (voor velen) onbekend zijn. Soms kun je een onbekend begrip in de vertaling zelf niet goed uitleggen. Neem als voorbeeld de tekst waarin de vergelijking wordt gemaakt tussen “een kameel die door het oog van een naald kruipt” en “een rijk iemand die het het koninkrijk van God binnengaat.” Tijdens onze vertaalcontroles constateerden we Lees verder →

Een van de meest waardevolle dingen van ons leven hier in Tanzania is het hebben van vriendschappen, vooral met Tanzanianen. Tegelijkertijd realiseerde ik me dit weekend heel sterk: dit levert voor mij ook meteen de meest moeilijke vragen op, over hoe ik een vriend kan zijn in een situatie waar iedereen tekort heeft. Het gebrek is groot, daar hoeft niemand van overtuigd te worden als je hier woont, de vraag is hoe je er op reageert. En dat blijft moeilijk. Hieronder een impressie van drie bezoekjes tijdens dit weekend.

Vrijdagmorgen komt een bewaker van ons vertaalkantoor naar mij toe. Hij legt mij uit: “Vorige maand is mijn vrouw bevallen van een kind (nr. 7), ze woont sindsdien bij haar ouders in een dorpje zo’n 25 km buiten Musoma, ze wil graag naar huis, maar we hebben geen geld voor een taxi. Sasa, utasaidiaje? Nou, hoe ga je me helpen?” Ik moest er even om lachen. De vraag was niet of ik wilde helpen, maar hoe ik hem zou helpen. Ik bood hem aan om zijn familie de volgende morgen op te halen met onze auto. Ik kon natuurlijk wel aan zien komen dat dit niet even een kwestie van ophalen en wegbrengen zou worden. Er moeten relaties gebouwd worden, en daar hoort van alles bij. Natuurlijk chai, de mierzoete thee waar ik tegenwoordig waarempel dol op ben. En het aanhoren van de hele familiegeschiedenis, inclusief alle ziektes, sterfgevallen en problemen van alle dag. Dan komt natuurlijk het salaris aan bod, dat volstrekt ontoereikend is om een hele familie in leven te houden en de kinderen naar school te sturen. En terecht, daar hoef je geen wiskundige voor te zijn. Je ziet de kinderen voor je, en weet dat ze waarschijnlijk nooit de kans zullen krijgen om goede scholing te krijgen, met alle gevolgen van dien (ik vroeg een van zijn dochters met hoeveel studenten ze in haar klas zat, 145 zei ze…). Na een uurtje of 2 vertrokken we met moeder en kind en nog twee jochies, waarvan eentje bij mij op schoot mocht sturen. Hij was drukker om te kijken of z’n buurjongetjes hem wel zagen zitten, dan om fietsers te ontwijken, maar dat zij hem vergeven (zou ik waarschijnlijk ook gedaan hebben). Na een flesje cola (het is een algemeen bekend gerucht dat je mij niet zonder cola kunt wegsturen) ging ik weer naar huis, nadenkend over deze familie. Moeilijk. Zouden wij hen op een of andere manier kunnen helpen?

’s Middags ging ik even naar de lokale markt om groente en fuit te kopen, en om iemand te bezoeken waar ik een beetje bevriend mee ben geraakt. Het is iemand uit de Simbiti-stam, die woont in een van de dorpen die tegen de stad zijn aangegroeid. Ik had hem vorige week beloofd dat ik hem een keer thuis zou bezoeken. Zaterdag moest het er maar van komen. Voordat hij zijn groentestalletje overdroeg aan de buurvrouw, vroeg hij wat ik lekkerder vond: rijst of ugali. Dat is geen moeilijke vraag: rijst! En of ik vis luste? Altijd! Weet je tenminste dat je niet hoeft te kauwen op halfgaar vlees (dit dacht ik zachtop). Ik werd allerhartelijkst ontvangen, voor het eerst een blanke op bezoek. Zo’n twintig kinderen uit de buurt kwamen de auto inspecteren (al was hij de week ervoor al door de APK gekomen), en werden om de 4 minuten door mijn gastheer Alois kwasi boos weggejaagd. In de schaduw van een sinaasappelboom wisselden we onze verhalen uit, over onze families, over Nederland, over de Simbiti-geschiedenis, over voetbal, en…. over wat er vorig jaar is gebeurd. Misschien herinnert u zich nog ons verhaal over hoe onze muur en poort waren ingestort na een tropische regenbui. Op die dag gebeurde er in dit gezin iets heel ergs. Iedereen lag te slapen, terwijl de regen het fundament onder het huis aan het wegspoelen was. Opeens zakte de helft van het huis in. Een klein kind was op slag dood, twee anderen zwaargewond. Die twee laatsten zijn er weer bovenop, het jongste kind ligt begraven in de tuin. Het halve huis staat er nog, de open muur dichtgemetseld, het dak onderstut met een zware balk. De vader vertelt het eerlijk: “Als het zo hard regent, dan slapen we niet echt meer. Niet in dit huis.” Op een andere plek vlak bij is hij een nieuw huis aan het bouwen. Het fundament ligt er, steviger dan je doorgaans ziet. Het is geen vraag waarom. Deze man heeft gezien welke prijs een slecht gebouwd huis kan hebben, een pijnlijke les. Ik begrijp helemaal waarom dit gezin graag in een goed huis wil wonen, en dat het moeilijk is als je niet verder kunt met bouwen omdat al je geld op gaat aan de allerdaagse uitgaven. Het afbouwen van dit huis kan nog wel 10 jaar duren; dat is 10 regenseizoenen. Moeilijk. Ondertussen stel ik me opnieuw de vraag: Zouden wij hen op de een of andere manier kunnen helpen? De vrouw van Alois kookte een voortreffelijke maaltijd voor ons (ik vond het werkelijk verrukkelijk): verse rijst met perfecte vis en een lekker sausje. Ik heb gegeten als een Afrikaan (twee dikke borden vol, zodat zelfs mijn gastheer niet bleef aandringen toen ik zei dat ik echt vol zat)!

Zondagmiddag gingen we met z’n alles op bezoek bij Mama Naomi, de vrouw die elke morgen bij ons thuis komt om voor Elisa te zorgen. Ze woont in een klein huisje ergens in Musoma, samen met haar 2 kinderen, en tijdelijk nog wat gasten. Het is een allerhartelijkst en lief mens, en we waarderen haar erg. Dorien helpt haar structureel om geld opzij te leggen voor het betalen van de huur en om alles rond te krijgen. Sinds vorig jaar helpen we ook haar dochtertje Naomi, zodat ze naar school kan gaan. Mamo Naomi zelf zit nu op naailes, zodat ze straks zelfstandig kan rondkomen als haar werk bij ons erop zit (wanneer Elisa ook naar school gaat). Op verschillende manieren kunnen we dit gezin zo helpen, hopelijk voor de langere termijn. Michaja en Elisa vinden het leuk om weer met hun oude vriendinnetje te kunnen spelen.

Mama Naomi gaat met Dorien een traditioneel Tanzaniaanse maaltijd koken: ugali (basisvoedsel), okra (soort groene groente), dagaa (soort kleine visjes) en een vissausje. Hoewel we geen enorme fans zijn van ugali, was alles met elkaar toch erg lekker. Vooral Michaja en Elisa zijn er dol op (omdat ze dit vaak bij de buren eten).

Het samen eten is erg belangrijk. In deze cultuur laat het zien dat je vrienden bent. Dat we dit weekend zo verschillende keren Afrikaans hebben gegeten herinnert ons aan iets heel speciaals: we hebben vrienden!

Gisteren bezocht ik met een vertaler een Kabwa-dorp waar we nog niet eerder geweest waren. Het dorpje ligt in de verste uithoek van het Kabwa-gebied, aan de oever van de bekende Mara rivier (waar jaarlijks honderduizenden gnoes doorheentrekken vanuit de Serengeti).

Het was erg druk in het kleine dorpje. Over een paar uur zou het besnijdenis-feest beginnen. Veel mensen waren dan ook uitgedost in traditionele kleding om te vieren dat een aantal jongens klaar was om volwassen man te worden (officieel is alleen jongensbesnijdenis toegestaan). We vroegen toestemming om een aantal stukjes uit het Lukas-Evangelie voor te lezen en er wat vragen over te stellen. We begonnen met de dorpsoudse en een andere oude man. Het was voor hen de eerste keer dat ze hun taal op papier zagen staan, en waren verbaasd dat zulke jonge vertalers zoveel Kabwa-woorden kenden. Uit de antwoorden die ze op onze vragen gaven, konden we constateren dat de vertaling goed de bedoeling van de tekst weergaf. We eindigden met een grote groep mensen, jong en oud, luisterend naar de Bijbel in hun eigen taal.

Net voordat we Lukas 18:15-17 gingen lezen, de passage dat Jezus de kinderen zegent, kwam er een hele groep kinderen erbij staan luisteren. Ik vond het heel speciaal dat het eerste bijbelgedeelte dat deze kinderen in hun eigen taal gehoord hebt, ging over de bijzondere liefde van Jezus voor kinderen. Ik bid voor deze kinderen, en hoop dat ze allemaal een volgeling van Jezus zullen worden.

Na zo’n 4 uur moesten we levendige discussie afronden. Het feest zou gaan beginnen.

Iedere stad en dorp heeft z’n eigen problemen. Die van Rotterdam zullen weer anders zijn dan die op Urk. Hier in Musoma is drank een groot probleem, vooral een lokaal brouwsel dat pombé wordt genoemd. Zelfs al ’s morgens vroeg kom je mensen tegen die stinken naar drank, en onsamenhangend wat lopen uit te kramen. Meestal kun je deze dronkelappen gewoon negeren, maar niet altijd. Een paar weken geleden had ik een vervelende ervaring. Toen ik ergens aan het afrekenen was, werd ik vast gepakt door een man achter mij. Hij vroeg mij om geld, en wel om een exact bedrag, 1000 shilling (ongeveer 50 eurocent). Nu geef ik eigenlijk nooit geld aan mensen die ik niet ken, en zeker niet als ze naar drank stinken. Ik probeerde hem zoveel mogelijk te negeren, maar hij begon mij te bedreigen. Niet al te samenhangend, maar de boodschap was duidelijk: als jij mij nu niet direct geld geef, sla ik je bril in elkaar. Daar zit je natuurlijk niet op te wachten, dus ik probeerde van hem af te komen. Dat beviel hem blijkbaar niet, en hij begon zijn flesje drank over mij heen te gooien terwijl ik wegliep. Dat was niet het allerergste, beroerder was dat hij het glazen flesje achter mij aangooide. Toen ik net omkeek, kreeg ik hem vol op mijn kaak, waarna het flesje in 1001 stukjes op de grond uiteenspatte. Hoewel we ons erg verontwaardigd voelden, realiseerden we ons dat je met een dronken man niet veel kunt beginnen. Het zijn van die vervelende ervaringen, die je liever gauw vergeet.

Vorige week heb ik verteld over de Bijbelzondag. Het was voor ons een positieve ervaring, maar niet voor iedereen. Eén van onze vertaalconsulenten, die de Anglicaanse Kerk in Musoma had bezocht, had niet het gevoel dat het veel mensen wat zei. Toen ik dat hoorde, heb ik hem uitgenodigd om een zondag met mij mee te gaan naar een paar Kabwa-dorpen. Daar hoor je andere dingen, en zie je met ogen hoe de Kabwa-taal springlevend is. Vandaar dat ik vanmorgen met twee vertaalconsulenten in de auto zat, op weg naar het Kabwa-gebied.

Eerst pikten we een van de Kabwa bijbelvertalers op, om ons deze morgen te begeleiden. We zouden eerst naar het dorpje Kiruumi gaan, maar de kerkdienst daar begon pas een uur of 2 later. We besloten daarom naar een ander dorpje te gaan, en eerst even de dorpsoudste te bezoeken. Deze zogenoemde diwani is een gerespecteerde oude man, en we hebben hem regelmatig bezocht en hem bij ons werk betrokken. Hij is altijd erg welwillend geweest, en voelde zich geëerd toen we hem kwamen groeten. Over de weg er naar toe zal ik het niet hebben, laten we zeggen dat er geen auto meer langs geweest is sinds we er voor de laatste keer kwamen.

Daarna bezochten we een van de kerkjes in het dorp BhuKabhwa, een Rooms-Katholiek kerkje (er zijn maar drie kerkgenootschappen in Kabwa-land: Anglicaans, Rooms-Katholiek en Zevende-Dags-Adventisten). We waren wat aan de late kant, maar dat was niet zo spijtig gezien de wankele lage houten bankjes (waar mensen als wij geen 3 uur op zouden volhouden). In de dienst kwam de Bijbel voluit aan het Woord (mede dankzij de voorganger, die abusievelijk uit een ander Evangelie had gelezen, en het daarna met de correcte schriftlezing rechtzette). De preek was een serie toepassingen bij de gelezen drie Bijbelpassages. Doorgaans Bijbels en goed, af en toe een Rooms ideetje er tussen door (bijv. dat Paulus ook op dit moment nog voortdurend voor ons bidt).

We werden gastvrij verwelkomd aan het einde van de dienst. Men voelde zich geëerd door blanke mensen in hun kerkje te ontvangen. De voorganger zei: zoveel mensen racen hier voorbij, maar jullie laten zien dat jullie bij ons willen zijn, dank jullie wel! Onze bijbelvertaler, John Masige, kreeg het woord om ons voor te stellen. Hij deed dat met verve. Hij was zo enthousiast over het werk dat we doen, dat hij graag Lukas 15 (de vertaling van ‘de verloren zoon’) wilde voorlezen in de Kabwa taal. En hij las vloeiend en met overtuigingskracht vrijwel het hele hoofdstuk, terwijl er aandachtig geluisterd werd, en mensen reageerden op wat ze hoorden. De reactie was zoals we vrijwel altijd zien: enthousiast. De man achter mij zei: Hii kweli inapendeza! Dit is werkelijk erg mooi! Vooral in een dorp waar 95% van de mensen vrijwel altijd in de Kabwa taal spreekt, is dit een krachtige boodschap. De ruim 60 mensen in het kerkje, hebben voor het eerst de Bijbel in de Kabwa-taal gehoord. Het brengt de boodschap erg dichtbij. Het contrast tussen de Schriftlezing in Swahili (die met horten en stoten werd voorgedragen) en de Schriflezing in Kabwa (die vloeiend en met kracht werd voorgedragen) was veelzeggend en groot.

Ook na de dienst kregen we positieve reacties op de vertaling, en over hoe we Kabwa taal op schrift stellen. We hebben beloofd dat we volgend jaar het Lukas-Evangelie in de Kabwa-taal zullen komen aanbieden. Mensen zien er naar uit! Wij ook.

Ons bezoek was waardevol, voor de vertaalconsulenten (die zagen hoe krachtig en vitaal de Kabwa taal is in de dorpen), voor onze bijbelvertaler (die het belang van zijn werk weer eens onderstreept ziet), voor de Kabwa mensen (die geproefd hebben hoe de vertaling zal gaan klinken), en voor mij (want ik heb ook telkens weer nodig om te zien waarom we dit werk eigenlijk doen).

Na de dienst bezochten we nog even de vader van onze vertaler, een man die ons al veel geholpen heeft bij ons taalonderzoek en bijbelvertaalwerk. We praatten nog wat over een specifiek vertaalprobleem in de vertaling van Lukas 15. In de gelijkenis doet de Vader zijn zoon een ring aan zijn vinger. Dit is een onbekend gebruik voor de Kabwa mensen. Vroeger werden ringen nooit gebruikt, tegenwoordig alleen tijdens bruiloften (invloed vanuit het Westen). Om iemand respect te tonen, te eren of liefde te tonen, worden in de Kabwa cultuur geen ringen gegeven, maar stukjes speciale koeienhuid, of bepaalde traditionele armbanden. Het probleem is duidelijk, maar dan de oplossing. Kiezen we voor Kabwa symbolen? Het zou beter te begrijpen zijn. Maar willen we de cultuur van de Bijbel als een Kabwa cultuur laten klinken, of mag er ook iets ‘vreemds’ in de vertaling zitten? Mag de lezers proeven dat dit een andere cultuur is? En zo ja, hoe weten we dan zeker dat de bedoelde boodschap toch helder gecommuniceerd wordt? We hebben hier veel testwerk gedaan, en besloten om de ring in de vertaling te bewaren. Vanwege de context van dit vers, waarin de ontferming en vreugde van de Vader zo vaak expliciet benoemd wordt, kan het niet missen of mensen snappen de bedoeling achter het aanschuiven van de ring: het tonen van liefde, en de bevestiging dat hij een waardevol iemand is (de zoon, in volle rechten). Het blijft altijd zoeken, en je weet van tevoren nooit precies waar je uit zult komen.

Als uitsmijter: in de dorpen kom je altijd wel weer iets bijzonders tegen. Vandaag: roze kuikens bij een witte hen. Enig idee hoe dit kan?
Tip: ga met muis over afbeelding, en lees het antwoord.

Het is voorbij, de dag waarop miljoenen Tanzanianen hun stem konden uitbrengen voor  de provincie-hoofden, het parlement en de president. Het is een geweldige spannende race geworden. Nooit eerder waren de verkiezingen zo spannend. Vooral de afgelopen week was de spanning te snijden. Er was veel zwaargewapende politie op de been, en de arrestatie-wagens hadden een rode vlag. De boodschap: wie stennis schopt, wordt opgepakt, geen pardon. Het heeft aardig geholpen. Het is relatief rustig geweest. Natuurlijk zijn er wel een paar incidenten geweest, verschillende mensen zijn bedreigd, verminkt, of vermoord. Gisteravond hoorden we de politie met traangasbommen schieten. Rond 6 uur werd iemand even buiten Musoma door een menigte dood geslagen, zonet iemand hier vlak bij. We horen net dat het erg onrustig is in de stad, er schijnt weer iemand gestenigd te zijn. We blijven maar uit de buurt.

In Musoma heeft de oppositie partij gewonnen, en dat valt zwaar voor de supporters van de andere partij, die altijd aan de macht geweest zijn. We hopen en bidden dat iedereen de uitslagen zal aanvaarden, en dat dit niet tot nog meer geweld zal leiden. We weten nog niet hoe de landelijke uitslagen zijn, die zullen morgen of overmorgen bekend worden. Blijf bidden om vrede en rust. En dat de nieuwe leiders zullen zoeken naar recht en eerlijkheid. Tanzania heeft het zo hard nodig!

 

Update zaterdag 6 november 2010: de landelijke uitslagen zijn bekend. De zittende president (Jakaya Kikwete) is herkozen en vandaag geinstalleerd. Zijn partij heeft opnieuw de meerderheid behaald in het parlement. In onze regio heeft de grootste oppositiepartij gewonnen, maar dat verspiegelt niet het landelijke beeld. De president heeft onder meer beloofd om meer te investeren in de gezondheidszorg (verbeteren van bestaande ziekenhuizen en apotheken, en het bouwen van nieuwe), en onderwijs (vooral het lerarentekort is heel groot). Laten we hopen dat hij het kan waar maken…

Drie weken geleden hebben we twee Kabwa verhalenvertellers uitgenodigd om naar ons kantoor te komen. We vroegen hen om in de Kabwa taal de geschiedenis van hun volk te vertellen. We hebben alle vertalen opgenomen en op papier gezet. Een geweldige bron van informatie, niet alleen voor de inhoud, maar ook om te zien wat natuurlijke taalgebruik is. We gebruiken deze teksten vaak om beslissingen te nemen in ons vertaalwerk. Hoe vertaal je bijvoorbeeld een geslachtsregister? We ontdekten dat de meeste Kabwa mensen zoiets zeggen als: ik ben ter wereld gebracht door Magesa, Magesa werd ter wereld gebracht door Masige, Masige werd ter wereld gebracht door Nyanduru, enz. Toen we ontdekten dat dit een natuurlijke manier is om je voorgeslacht op te sommen, hebben we dit gebruikt in onze vertaling van Lukas 3. In het Grieks worden vaders en zonen kortweg met elkaar verbonden door ‘van’ (Isaak van Abraham van Nahor, etc.). In onze Kabwa vertaling is het geslachtsregister dus 3x zo lang, maar het klinkt indrukwekkend! Iemand zei, nadat hij ingespannen naar alle namen had geluisterd: ‘Je zult maar in staat zijn om zoveel voorvaders bij name te noemen! En dan je lijst af te sluiten met ‘en Adam werd geschapen door God.’ Dat is ongekend indrukwekkend, en de moeite van het lezen meer dan waard. Jezus moet wel een bijzonder belangrijk iemand geweest zijn.

Elisa wil naar de buren. Probleem: er staat een geit op het pad. Wat doe je dan? Je steekt je armpjes uit en kijkt wat wanhopig. Oplossing: de buurvrouw komt je halen, en je kunt lekker bij de vriendinnetje spelen. Geen woorden bij nodig.