Deze week waren we bezig met het bijbelvers waarin staat dat Jezus naar het huis van Petrus komt. Petrus’ schoonmoeder blijkt erg ziek te zijn. Mijn vraag aan de vertalers was: ‘Waar was Petrus’ schoonmoeder toen Jezus haar wilde genezen?’ Het antwoord was snel gegeven: ‘Dat weten we niet precies, maar het moet ergens anders geweest zijn, niet in het huis van Petrus!’ Lees verder →

Het is toch wel een aparte ervaring om een tijdje in Kenia rond te lopen. We wonen nu zo’n anderhalf jaar in Tanzania, maar voor mij voelt het nu alsof ik in een andere wereld ben. Natuurlijk, het is nog steeds Oost-Afrika, de steden zijn druk en vol, de mensen zijn ook hier mooi donkerbruin, en toch is het hier in Nairobi allemaal erg anders. Een paar impressies… Lees verder →

Ik ben zojuist aangekomen in een soort nonnen-klooster zonder nonnen. Een rustig Romeins-achtig gebouw met aan atrium en een prachtige tuin, en dat in een van de rustigste wijken van Nairobi.

De komende twee weken zal ik een consultant-training volgen over dingen die voor mijn werk erg relevant zijn (de focus ligt op Discourse Analysis, voor wie weet waar dat over gaat). Trouwens, het was een interessante rit op de weg hiernaar toe…

Vanmorgen vroeg ben ik uit Musoma vetrokken, rond een uur of kwart over zes. De taxi-chauffeur die me naar de grens zou brengen, bezorgde me vanaf de eerste kilometer buiten Musoma angstzweet. Binnen een uur stonden we al aan de grens. Minstens een Olympisch record. Bij de grens was iedereen geweldig behulpzaam. Het was nog rustig (wat wil je om 7 uur ’s morgens), en de op het eerste gezicht wat knorrige douanebeambte hielp me zelfs om wisselgeld te vinden (terwijl hij een uitgelezen kans had op $5 dollar fooi te krijgen, want ik moest m’n visum hebben). Petje af. Ik was van plan om na de grens nog een keer een taxi-ritje te maken naar het stadje Kisii, om vandaar met een shuttle naar Nairobi te gaan. Bij de grens stond echter een grote bus met draaiende motoren te wachten, om… op weg naar Nairobi te gaan. “Wanneer vertrekken jullie?”, vroeg ik. “Ieder moment, uiterlijk 8 uur!”. Ik had beter moeten weten, want de bus was nog nagenoeg leeg. Tegen een uur of 9 vertrokken we toch, maar toen begon het feest. Voor ongeveer ieder levend wezen dat zijn hand bewoog, werd gestopt. Hoe meer zielen, hoe meer shillings. De bus bleek niet meer dan een veredelde daladala, de busjes waarvoor het principe geldt: ‘Er kan er altijd nog eentje meer bij’. Uiteindelijk heb ik een uur of 8 in dat ding gezeten. M’n rug is beurs.

Onderweg had ik een enorm probleem. Ik maakte een fatale fout. Ik kocht een flesje cola. Nu voel ik me daar normaal in het geheel niet schuldig over, maar deze keer had ik alle spijt van de wereld (hoewel het me lekker smaakte). Mijn laatste toiletbezoek – als je niet geïnteresseerd bent in dit onderwerp: lees dan verder vanaf de volgende alinea – dateerde van ’s morgens vroeg 6 uur. Ongeveer een half uurtje nadat ik mijn colaatje verorberd had, kwam ik tot de pijnlijke constatering dat mijn blaas echt overvol was. Ik dacht dapper: ‘Even volhouden, we zijn bijna in Narok voor de pitstop!’ Maar na 20 minuten moest ik echt toegeven dat ik een kilometer extra niet meer zou gaan redden. Ik wist niet meer hoe ik moest zitten, kreeg ontzettende pijn in mijn rug, en het pijnzweet brak me uit. Maar ik hield het nog droog. Ik naar de chauffeur toe met het vriendelijke verzoek of ik even ‘medicijnen mocht opgraven’ (een Swahili uitdrukking voor als je een plasje moet doen). Hij lachte en zocht een plekje waar ik de bush in kon duiken om me van het ongeneugd te verlossen. Ik was nog maar net achter de struikjes verdwenen, of de hele bus stroomde leeg met mensen die iets aan een vergelijkbaar probleem moesten doen. Ik voelde me al niet schuldig meer (ze waren me vast allemaal dankbaar, dat veronderstel ik dan zo maar). En wat was het weer heerlijk zitten daarna, verrukkelijk!

Onderweg heb ik heerlijk Swahili kunnen praten met twee mensen waar ik naast zat. Ik heb een hoop geleerd, bijvoorbeeld hoe je met een bankbiljet snel van een lastige agent af kunt komen. Vanavond heb ik heerlijk Nederlands kunnen praten met twee medelanders die ook deze training volgen. Morgen gaan we echt beginnen. Ik heb er wel zin in!

Het leven in Tanzania lijkt soms wat op een Indiase maaltijd: soms geniet je stilletjes van een milde currysaus over hagelwitte rijst, terwijl je je het volgende moment bijna verslikt in een ongenadig pittig pepertje. Zoiets overkwam ons in de afgelopen weken.

Zoals jullie ongetwijfeld hebben gemerkt genieten we erg van ons werk. Als iemand mij vraagt: “Waarom ben je in Tanzania, en waarom wil je hier blijven?”, dan zal ik waarschijnlijk antwoorden: “Omdat ik mensen wil bereiken met het Woord van God, in een taal die ze begrijpen!” Mijn werk is de feitelijke reden waarom ik hier in Tanzania ben. God dienen, mijn gezin liefhebben of iemands vriend zijn, kan ik op vrijwel iedere plek op deze wereld. Maar het bereiken van de duizenden Kabwa- en Ngoreme mensen voor wie de Bijbel een gesloten boek is, dan kan alleen hier, in Musoma. Daarom ben ik hier, daarom wil ik hier blijven.

De relatie met mijn vertalers is erg belangrijk voor mij, vooral met de 3 waar ik dag-in-dag-uit mee samen werk aan het vertalen van het Lukas-Evangelie. Het gaat (doorgaans) goed! Er is vertrouwen, er is plezier, we werken hard, we leren, kunnen elkaar corrigeren, en proberen geduld te hebben met elkaars beperktheden (ik laat de pepertjes nu even rusten, maar die zijn er natuurlijk ook). Een van mijn vertalers is niet de meest geleerde brein ter wereld, maar een prima collega die waardevol is als hij snapt waar het over gaat. Niettemin heeft hij een komische eigenschap die vooral na de lunch zijn kop op steekt. John, laten we hem zo noemen, heeft een heerlijke stoel, bijna te fijn om goed op te werken. Doorgaans zie ik hem tussen 2 en 3 uur met zijn wimpers beginnen te knipperen, terwijl zijn handen muisstil op het toetsenbord rusten, soms een minuut of 15 lang. Na een tijdje sluiten zijn ogen zich, en is John vertrokken. Als ik denk dat het weer tijd wordt om wat anders te gaan doen, probeer ik John weer tot leven te krijgen, en zeg dan: “John, hoe gaat ie?” En zijn standaard antwoord is altijd even voorspelbaar als komisch: hij kijkt mij aan met twee fris-ontwaakte ogen en wijst veelzeggend met zijn linkerwijsvinger naar zijn bevroren computerscherm.  Alsof daar het antwoord op te lezen staat. Hij ligt altijd in een deuk als ik hem vraag of weer eens diep in gebed verzonken was over een ingewikkeld vertaalprobleem. Ik mag hem wel, ook na de lunch, als de geest soms wel wil, maar de spijsvertering zijn tol eist.

Ons vertaalteam in Musoma is groter dan alleen de drie vertalers waar ik mee werk. Wel 17 Tanzaniaanse bijbelvertalers werken samen met zo’n 12 zendelingen om de talen te onderzoeken en op te schrijven, de Bijbel te vertalen, mensen te leren lezen en schrijven in hun eigen taal, en hen te leren de Bijbel in hun moedertaal te gebruiken.  Een heel team (en dan laat ik nog even buiten beschouwen iedereen die een ondersteunende taak heeft, van bewakers tot de kok). Echter, een aantal weken geleden kwam er opeens een breuk in het onderlinge vertrouwen. Bij een collega van mij werd een telefoon gestolen, en in dezelfde week bij mij een waardevol woordenboek. Niemand wist van iets, maar opeens was er vertrouwen geschaad. Het is aannemelijk dat het één van ons is, iemand waarmee we samenwerken, misschien wel een van de vertalers met wie we op zoek waren naar het Bijbelse sleutelwoord ‘waarheid’. We weten niet wie het heeft gedaan. Wel weten we dat het iemand is die ’s morgens vroeg met ons bidt om Gods leiding voor de dag en Zijn zegen op wat we doen. Moeilijk…

Voor ons gezin kreeg dit incident echter nog een vervolg, iets wat ons dieper zou raken dan wat dan ook. In een paar weken tijd werd in ons huis een radio gestolen en ons fototoestel. Normaal gesproken komt niemand binnen behalve onze huishelpers. Met de radio hadden we geen goed beeld wie allemaal de kans hadden gehad om het mee te nemen, met de camera was dat echter veel duidelijker: we hadden hem diezelfde week nog gebruikt en gezien. Na veel gebed en overleg hebben we het besluit genomen om onze huishelper, die al een paar jaar in dit huis werkt, te ontslaan. Ook al blijft het mogelijk dat zij niet persoonlijk iets gestolen heeft, het vertrouwen is verdwenen. Sinds wij in Tanzania wonen, is dit de moeilijkste beslissing geweest die we hebben moeten nemen. Niet omdat we iemand moesten ontslaan (dat hebben we al twee keer eerder moeten doen vanwege nalatige of onbetrouwbare bewakers), maar omdat we niet iemands goede reputatie willen beschadigen zonder een goede reden. Het niet hebben van 100% bewijs en toch een radicale keuze moeten maken, heeft ons persoonlijk diep geraakt. De gevolgen dragen ook verder dan alleen dit voorval. Het wordt nu veel moeilijker om mensen te vertrouwen, ook onze christelijke vrienden, collega’s of personeel. Er is vertrouwen beschadigd, en het kost tijd om weer te leren mensen te vertrouwen. Bid dat we in staat zullen zijn om dat (onbevangen maar niet kortzichtig) te doen.

Op dit moment zit ik te herstellen van een heftige dag ziek zijn. Alle symptomen wezen op malaria: koude rillingen, heet zweet, overgeven, diaree, knetterende hoofdpijn, maagpijn, en een lichaam dat het opgeeft. Je gaat gezond naar bed, en wordt midden in de nacht wakker en merkt dat je zo ziek bent. Heel apart en niet leuk. Het gaat nu echter al een stuk beter, al ben ik verrast hoe je in één dag tijd al je energie kunt verliezen (terwijl het dagen kost om het weer terug te krijgen). Vandaag (het is zaterdag) ben ik met de kinderen in hun wereld. We hebben de kamer omgedoopt tot speelkamer, en straks mag mama bij ons op visite, in de zelfgemaakte hut van Elisa en Michaja (waar ik nu geen foto van kan maken, zonder fototoestel..). Dorien is met een paar vrienden op stap vandaag. Ze zijn met onze auto naar een dorp van de Simbiti-stam, en zijn vandaar een wandeling door de heuvels en bergen aan het maken (samen met onze Simbiti-bijbelvertalers, ds. Robert Mago). Ze stuurt me net een berichtje dat ze het heerlijk vindt!

Dit is het voor nu. De volgende keer meer!

We maken mooie dingen hier mee, maar ook moeilijke dingen. Vorige week was een pittige week, vooral vanwege twee dingen. Ik wil er iets over vertellen.

Vorige week zijn net buiten Musoma 17 mensen vermoord, inclusief jonge kinderen en een zwangere vrouw. Wat ik gehoord heb ik werkelijk een gruwelijk verhaal, waarvan je niet voor mogelijk houdt dat mensen dat kunnen doen. Tanzania staat erom bekend een vreedzaam land te zijn, en dit heeft in het hele land voor opschudding gezorgd. Het houdt de gemoederen nog steeds bezig.

Wat is er precies gebeurd? Het is allemaal begonnen met een vermeende diefstal van een geit. Iemand zag  gewapende mannen rond zijn compound lopen. Hij dacht dat het dieven waren, en heeft twee van deze mannen doodgeschoten. Later bleken het helemaal geen dieven te zijn, maar jagers. De gedode mannen kwamen uit de Zanaki-stam. De man die hen gedood had kwam uit de Kwaya-stam. Hij is in de gevangenis terug gekomen voor wat hij heeft gedaan, 2 jaar cel. Een paar maanden geleden zat zijn straf erop, en is hij weer gaan wonen waar hij altijd heeft gewoond (ondanks waarschuwingen van anderen). Eenmaal weer thuis hebben de Zanaki-mensen zorgvuldig een plan opgezet om hem en zijn hele familie te doden, uit wraak. Vorige week hebben ze hun plan omgezet in daden. Na alle hutten omsingeld te hebben, hebben ze iedereen die op dat moment aanwezig was met kapmessen vermoord, ook kinderen en mensen die slechts op visite was. Het doel was om ‘de moordenaar van een van ons’ samen met zijn hele nageslacht uit te roeien. Dat is gebeurd, er is niemand over die het na kan vertellen. Vreselijk!

Juist op momenten als deze besef je weer hoe haaks het Evangelie op iets uit een cultuur kan staan: wraak versus vergeving, haat versus liefde. Het contrast kan niet sterker. De grote vraag in de afgelopen weken was: is dit slechts het begin? Het begin van een nieuwe stammenoorlog? Of gaat het maar om één incident. Dat de haat vreselijk diep zit bleek vandaag weer: blijkbaar was het niet genoeg om de hele familie uit te roeien. Gisteren zijn ze terug gekomen om alle huizen plat te branden en alle dieren te doden (koeien, geiten, kippen, alles). Zelf voelen we ons nog niet onveilig, omdat het niet met ons of blanken te maken heeft. De politie-mensen zijn met een grootschalig onderzoek bezig, en ze hebben inmiddels 6 van de 8 daders gepakt (ze zijn gelijk naar de Zanaki-stam gereden en daar vonden ze de kapmessen met vers bloed eraan). Dit wordt ook in dit land niet geaccepteerd en er zal een geweldige straf boven hun hoofd hangen. We bidden dat er recht zal geschieden, maar dan wel Gods recht.

Het tweede heeft te maken met personeel. Ons huis wordt bewaakt door drie bewakers, die om de beurt hun werk doen (iedere nacht, en soms overdag). Juist in deze dagen is goede bewaking belangrijk. Onze vorige bewaker die in de weekenden werkte hebben we moeten ontslaan omdat hij liever sliep dan de wacht hield. Een week of 6 geleden hebben een nieuwe bewaker aangenomen. Een vlotte jonge vent met gezin, op zoek naar werk, aanbevolen door onze huisbaas. Totdat hij zijn werk begon hebben we nooit veel problemen gehad, maar vanaf de eerste dag dat hij begon begonnen allerlei dingen zoek te raken. Binnen twee weken was het duidelijk dat er gestolen werd. De grote vraag was echter: Wie? We hebben maatregelen genomen met nieuwe sloten op de poort en we laten buiten geen spullen meer liggen. Toch verdween er nog steeds van alles en nog wat, en telkens als N.N. dienst had. De laatste 4 keer dat iets gestolen werd, was ik er vrijwel zeker van dat hij het moet hebben gedaan, simpelweg omdat er niemand anders op onze compound was geweest en de deur van de schuur op slot zit (alleen wij en de bewakers hebben sleutels). Iedere keer dat ik hem confronteerde met een nieuwe verdwijning, verdedigde hij zich met een vloed van woorden (waaronder dat God zijn hart kent en hij zoiets nooit zou kunnen doen, etc.). De werkelijkheid bewees echter het tegendeel. Toen opnieuw een voorraad kolen uit de schuur verdwenen was (en hij had alleen de sleutel) hebben we knoop doorgehakt, ontslag op staande voet. Ik was erg teleurgesteld, temeer omdat hij beleed een christen te zijn, en hij zonder pardon God erbij riep om zijn onschuld te bewijzen. Betrouwbaarheid en eerlijkheid zijn hier niet dik gezaaid (al hebben we zelf een paar fijne christelijke werkers in ons huis, mensen die een positief voorbeeld geven aan anderen en ons). Veel christenen maken zelf al het onderscheid tussen twee groepen: christenen en ‘behouden christenen’. De eerste naam stelt niet veel voor (het betekent zoiets dat je uit een gezin komt waarvan je ouders niet moslim of iets anders zijn, dus je bent christen). Het helpt mij om meer te begrijpen van de wereld achter getallen. In onze regio is ongeveer 60% van de mensen christen. Dat zegt mij niet zoveel. We zien dagelijks hoe bedrog en oneerlijkheid de regie voeren, ook op plekken waar je anders mag vermoeden. Vandaag is uit mijn kantoor een duur woordenboek gestolen (nadat eerder deze week een telefoon van een college is verdwenen). Niemand weet waar het is, maar ik weet dat het er nu niet meer is (terwijl het er wel was). Het is niet makkelijk om goed van vertrouwen te zijn als je voelt bedrogen te zijn door mensen waar je dagelijks mee samen werkt. Ik geniet van m’n werk en leven in Musoma, maar dit zijn schaduwkanten die een nare bijsmaak geven…

We hebben nogal eens geschreven over hoe lastig we het vinden om naar de kerk te gaan. We hebben jullie gebed ervoor gevraagd, maar nu wil ik graag delen hoe we genoten hebben in de kerk! De afgelopen zondag ben ik naar de Anglicaanse kerk geweest, in dezelfde wijk waar wij wonen. Ik was daar een van de eerste weken ook al eens geweest, maar sindsdien niet meer. Ik genoot erg van deze diensten, meer dan de eerste keer. Dat heeft te maken met de diensten die ik in de afgelopen maanden heb bezocht. Ik heb me vaak verbaasd, verwonderd en soms geërgerd (vooral over het bijbelgebruik en de nadruk op geld). Eenmaal terug in de Anglicaanse kerk, met een wekelijkse liturgie waar iedere zondag hetzelfde aan de orde komt, voel ik me weer enigszins thuis in de kerk. De eerste week voelde het wat stijfjes aan, al die standaard formuliergebeden enzo, maar nu begin ik ze meer dan ooit te waarderen. Waarom? Omdat de Anglicaanse liturgie met haar gebeden en belijdenissen heel vol en Bijbels van inhoud zijn. Ook al zou de preek niet veel zijn, dan toch heb je volop het Evangelie gehoord.

Iedere dienst begint met een moment van bezinning, om terug te kijken afgelopen week, en om vergeving te vragen voor datgene wat niet goed ging. De voorganger rond af met de evangelie-verkondiging dat onze zonden vergeven worden door het bloed van Jezus Christus, dat alleen. Pas dan kunnen we God prijzen, samen, of door het luisteren naar een van de dansende koren. Kerkkoren zijn vreselijk belangrijk in de Tanzaniaanse kerken. De vraag wie er preekt is niet belangrijker dan welk koor zal zingen. Niet zelden wordt de gemeente zo in de muziek meegenomen dat anderen soms spontaan meezingen en -dansen voor in de kerk (vooral de oudere vrouwen, wuivend met hun witte zakdoekjes!).

Wat ik erg waardeer in deze diensten is dat er vier keer uit de Bijbel gelezen wordt, volgens een bepaald rooster die de hele Bijbel aan bod laat komen. Eerst de schriftlezing uit het Oude Testament, dan een uit de Psalmen, dan uit de brieven, en tenslotte uit de Evangeliën. De preek zal gaan over een tekst uit een van deze schriftlezingen. Ik ben in andere kerken geweest waar misschien 5-10 verzen werden gelezen, waarna de Bijbel verder niet meer sprake kwam. Dat is in de Anglicaanse liturgie onmogelijk, de Bijbel komt altijd ruimschoots aan bod (en dat was voor mij een verademing). De preken waren tot dusver goed en bijbels, helemaal toegespitst op het leven van alledag. Ik kan nu zo’n 80% van de preken goed volgen, maar dan pik je ook dingen op als een wonderlijke exegese of een volkomen verrassende toepassing van een bijbelvers.

Iedere dienst wordt besloten met de viering van het avondmaal (hier heet het meza la Bwana, de tafel van de Heere). Ik vind het een van de waardevolste momenten van de dienst waarin het Evangelie op z’n best klinkt en zichtbaar wordt. We worden uitgenodigd om voor in de kerk te komen en samen te knielen. We houden onze handen gevouwen open, waarna de voorganger ons een stukje brood (rond crackertje) geeft die we daarna in een beker wijn dopen. Dan mag je even stil geknield blijven zitten om te danken voor het geschenk van vergeving. De viering duurt slechts 10-15 minuten, maar het is een waardevolle wekelijkse herinnering aan wat Jezus voor ons heeft willen doen.

Ook deze kerk is voluit een kerk van Tanzaniaanse christenen. Het geven van gaven is een belangrijk onderdeel van de diensten. Iedereen brengt iets naar de tafel voor in de kerk, meestal geld, maar het kan ook iets anders zijn. Het gebeurt nogal eens dat de dienst eindigt met een opbod van iets wat naar de collecte-tafel gebracht was. Een levendig gebeuren waar met veel retoriek een kippetje of omslagdoek verkocht wordt. De opbrengst gaat dan alsnog in de collectemand. Afgelopen zondag was de laatste zondag van de maand. Gemeenteleden werden uitgenodigd om hun ‘tienden’ van de afgelopen maand bij God te brengen. Iedereen die dat deed knielde neer voor in de kerk, stak de rechterarm omhoog als eed dat dit werkelijk de volle 10% van hun inkomsten was, en toen bad de voorganger specifiek om een zegen voor de persoon die dit offer had gebracht. Men gelooft hier sterk in een verband tussen onze offerbereidwilligheid en het ontvangen van Gods zegen. God zegent wie Hem geeft. Interessant om hier eens goed over na te denken, zeker over al die teksten uit (vooral) het Oude Testament die iets dergelijks lijken te zeggen…

Het is een verademing om terug te kijken op twee fijne zondagse diensten op een rij. We zullen zien hoe we het vinden als we hier een paar maanden naar de diensten gaan (ze duren trouwens maar 2 uur!). Binnenkort willen we gaan proberen dat Dorien en ik om de beurt naar de kerk gaan, en misschien kan Michaja ook eens mee. We bidden dat God ons de weg hierin heeft gewezen, en we hopen echt dat Hij het gebruikt om ons verder te leiden op de weg die Hij met ons gaat. Willen jullie hiervoor bidden?

Kabwa-vertaler John Masige is naar een van de laatste dorpen in de Kabwa-stam geweest om onze vertaling van het Paas-Evangelie te testen. Opnieuw was de reactie op onze vertaling enorm positief, onze vertaling van het Evangelie in de Kabwa-taal blijkt veel mensen enorm aan te spreken, iets waar we geweldig blij mee zijn. 

Alleen, we hebben voor de Kabwa-mensen maar 200 exemplaren van het kerstverhaal kunnen drukken. Vóór de kerst waren we al uitverkocht (en dat in een cultuur waarin lezen voor de meesten echt geen hobby is!). De Kabwa in het dorp Kirumi vonden het echter onbegrijpelijk dat zo’n belangrijk boek nu al niet meer beschikbaar is. Ze zeiden: “Print er alsjeblieft nog een stapel bij, we willen ze allemaal wel kopen!” De meeste boekjes zijn in de andere (grotere) dorpen verkocht, vandaar dat we maar iets van 40 exemplaren voor Kirumi over hadden.

Het is soort ontevredenheid waar we niet ontevreden over zijn. En wie weet, misschien kunnen we er nog wel 100 bij drukken. Voordat we het hele bijbelboek Lukas kunnen aanbieden, zullen we – als God ons helpt – een jaar verder zijn. Kunnen we de Kabwa-mensen zonder boekje zo lang laten wachten, of niet?

Michaja (4 jaar)Gistermiddag mochten Elisa en Michaja in het opblaasbadje in de tuin spelen. Nu is het water in het badje al een feest, maar helemaal als de sprinkler op het grasveldje even aan mag. Toen Michaja zag dat ik de sprinkler aanzette, riep ze dol-enthousiast: “De sprinkhaan!”

.