Woensdagmiddag was ik bij het postkantoor in de stad om onze stembiljetten voor de Tweede Kamer verkiezingen op de bus te doen. Toen ik met Elisa aan de hand weer naar buiten kwam, zag ik een straathond onder onze auto liggen. Ik dacht: die gaat wel weg als ik de auto start. Maar dus niet. Toen ik uitstapte om te kijken waar hij was en me bukte om onder de auto te kijken, viel hij me plotseling aan. Hij heeft me verschillende keren in m’n been gebeten en was nogal wild. Mensen die het zagen waren er vrij zeker van dat hij hondsdolheid had. Omdat zijn tanden er vrij diep ingegaan zijn, moest ik gelijk behandeld worden. Gelukkig gebeurde het dicht bij het ziekenhuis, waar ze de wond konden schoonmaken. Ik moest gelijk antibiotica hebben en spuiten tegen hondsdolheid (rabies), maar die hadden ze niet. Gelukkig waren deze injecties ergens anders in Musoma wel beschikbaar. Ik ben toen naar een ander ziekenhuisje gegaan waar ik wat meer mensen ken (die ik niet telkens geld hoef te geven om het volgende papiertje in te vullen), en daar hebben ze me de eerste injectie gegeven. Nu moet ik over 3, 7, 14 en 28 dagen weer eentje. Zonder deze injecties is hondsdolheid erg gevaarlijk voor mensen, maar als de vaccinaties goed blijken te werken, zal het normaal gesproken genezen. Maar dat weten we pas na 40 dagen.

Ik was erg blij dat ikzelf gebeten werd, en niet Elisa die bij me was! De kleine meid is al zo bang voor prikken. En dankbaar dat wij genoeg geld hebben om de toch wel dure medicijnen te kopen (voor de meeste mensen meer dan 1 of 2 maandsalarissen); veel Tanzanianen zouden er niet toe in staat zijn geweest. De eerste injectie moet altijd binnen 14 uur na een beet gegeven worden, en ik had eigenlijk niet verwacht dat ze in Musoma te krijgen zouden zijn. We zijn erg dankbaar dat we toch niet weer op reis hoefden naar een grote stad, en bidden nu dat het goed zal aflopen.

Goed nieuws!
Begin deze week kregen we de dozen binnen met onze twee nieuwste geprinte bijbelboeken: Jona en Ruth in de Kabwa-taal! Ze kwamen tegelijk aan met een doos vol lesboekjes om de Kabwa-taal te leren lezen.

Komende zondag zullen we verschillende kerken in de dorpen bezoeken om de boekjes te verspreiden. Later volgende week zullen we naar de lokale markt gaan in twee verschillende Kabwa-dorpen om nog veel meer mensen te bereiken. We zien er naar uit!

En wat minder goed nieuws…
Velen van jullie weten hoe ik jarenlang veel last heb gehad van hoofdpijnen en migraine. Sinds het moment dat we in Musoma ons werk begonnen, zijn de hoofdpijnen vrijwel geheel verdwenen. Om ruim twee jaar zonder hoofdpijn op te staan was een dagelijks wonder. Nu zijn de hoofdpijnen echter terug gekomen. Momenteel heb ik al weken vrijwel dagelijks hoofdpijn, met zo nu en dan een migraine tussendoor. Erg vermoeiend! Willen jullie bidden voor geduld en volharding, en voor wijsheid als er iets gedaan kan worden?

Wat is er nou lekkerder dan fruit vers van de boom te eten? Wij kunnen het momenteel iedere dag doen. Voor wie wil weten wat er allemaal groeit in onze tuin: een foto-impressie.

Het is een hele uitdaging om je tuin mooi te houden hier in Tanzania, maar momenteel is het overal groen! We hebben net het regenseizoen achter de rug, en alles groeit en bloeit. Hier onze achtertuin met links de mangoboom. Lees verder →

Al een tijdje vragen we ons af of we wel optimaal gebruik maken van onze kracht als een ‘cluster-project’. Ook al werken we met acht verschillende vertaalteams op een centrale locatie in de regio, dat betekent nog niet automatisch dat de acht verschillende teams daarom ook goed samenwerken en van elkaars kracht en inzichten gebruik maken. Maar al te gemakkelijk kunnen vertaalteams kleine eilandjes worden. Toen ik een idee opperde om naar nieuwe manieren van werken te zoeken, kreeg ik al snel de ruimte om aan de slag te gaan.

In de afgelopen maand heb ik me grondig kunnen voorbereiden op de beide Thessalonisenzen-brieven. Ik wist dat ik de boeken niet alleen in één van de talen in het zuiden van Tanzania zou controleren, maar er ook mee aan de slag zou gaan in ons eigen project. De vertaling uit Mbeya hebben we als een startpunt gebruikt voor de vertalingen waar we nu mee bezig zijn. We hebben ontdekt dat hoe beter de tekst is die de vertalers aan het begin van het vertaalproces gebruiken, des te beter zal ook de eindvertaling in hun eigen talen worden. Maar tussendoor moet er nog wel wat werk verzet worden. En dat hebben we deze week niet als losse vertaalteams gedaan, maar samen.

Wanneer een vertaler aan een nieuw bijbelboek begint, komt het nogal eens voor dat hij dan al vrij snel met hoofdstuk één vers één aan de slag gaat. Ook al hebben vertalers geleerd om eerst het hele boek goed te lezen en achtergrondstudie te doen, in de praktijk vinden veel vertalers het lastig om zulke studies te doen (zeker als ze het met boeken in het Engels moeten doen). Om deze reden zijn maar weinig vertalers vertrouwd met de hulpmiddelen die ze hebben, en die gebruiken ze dan ook nauwelijks.

Ik wilde ze graag helpen om hier verbetering in aan te brengen en om de kwaliteit van het vertaalwerk te verhogen. Vandaar dat we nu met drie vertaalteams tegelijk zijn begonnen met het bestuderen en samen vertalen van de twee brieven aan de Thessalonisenzen. Het is de eerste keer dat deze bijbelvertalers één van de brieven uit het Nieuwe Testament gaan vertalen, en dat vraagt toch om enige hulp. Om het overzicht te behouden hebben we ervoor gekozen om deze hulp nu eerst aan drie van de acht teams aan te bieden, in een drie-weekse workshop waarin we de beide brieven vertalen.

Ik had de vertalers gevraagd om de beide brieven tweemaal grondig door te lezen (in twee verschillende Swahili vertalingen). Op de eerste dag hebben we uitgebreid stilgestaan bij de relatie tussen Paulus en de gemeente in Thessalonica, de reden waarom deze brieven geschreven zijn, en de belangrijkste thema’s in de brieven. Juist omdat de vertalers net het boek Handelingen vertaald hebben, hebben we daar ook rustig naar gekeken. Bijna alle brieven van Paulus kun je lezen tegen de achtergrond van het boek Handelingen. Dit was voor de meeste vertalers een enorme eye-opener. Toen we klaar waren met onze achtergrondstudie, waren we  nog steeds niet met vertalen begonnen, en toch hadden de vertalers het gevoel dat ze al zoveel wisten. De brieven waren helemaal tot leven gekomen, zelfs voordat we aan het vertalen geslagen waren. Dit hadden ze bij andere boeken soms gemist. Ze hadden de woorden wel vertaald, maar hadden niet echt begrepen hoeveel betekenis deze woorden hadden in de concrete situatie van toen. Ze misten context. En zonder context zijn woorden slechts woorden. Nu voelden ze aan dat deze brieven geweldig veel betekenis hadden toen, en nu. Een van de vertalers zei aan het einde van de dag: “Als we zo doorgaan, dan weten we straks meer dan onze dominee.”

Vanaf dinsdag zijn we begonnen om hoofdstuk na hoofdstuk te vertalen. Eerst krijgen de vertalers een paar uur om het hoofdstuk door te werken en alle vertaalproblemen te zien en met een voorstel te komen voor een oplossing. Daarna komen we als teams bij elkaar, en help ik de teams om hun vertalingen te vergelijken, en alle exegetische en vertaalkundige problemen goed te bespreken. Het is mooi om te zien hoeveel energie het de vertalers geeft om zo intensief door een bijbelboek heen te werken. We zijn inmiddels al halverwege hoofdstuk 4 beland! De discussie samen is heel waardevol, temeer omdat ze elkaars culturen vrij goed kennen, en elkaar kunnen bevragen. Ik probeer ze vooral te helpen bij de exegetische vragen en hoe ze zelf antwoorden kunnen vinden in de boeken die ze hebben. Een vertaler vertelde me in de pauze: “Tot nu vergeleken we vooral de Swahili en Engelse vertalingen, en de vertaaladviseur vertelde ons wanneer we de verkeerde vertaling hadden gevolgd, maar nu ontdekken we waaróm verschillende vertalingen verschillend kunnen vertalen, en kunnen we nu onze eigen keuzes maken!”

Toen we aan het eind van de week even kort evalueerden of deze benadering waardevol is, werd door de vertalers vooral het volgende genoemd:

  • We leren meer hulpmiddelen gebruiken (commentaren, woordenboeken, etc.).
  • We leren beter met elkaar te discussiëren en van elkaars inzichten gebruik te maken.
  • We krijgen direct feedback op wat we gedaan hebben, en dat helpt om te zien waar we ons moeten verbeteren.
  • We gaan vanaf nu echt een goede achtergrondstudie doen voordat we beginnen met vertalen.
  • Het is waardevol om met verschillende adviseurs te werken, omdat iedereen verschillende sterkte kanten heeft waar we van kunnen profiteren.
  • We krijgen er energie van om samen zo gestructureerd door een bijbelboek te werken. Het helpt om te weten dat we over een paar uur ergens mee klaar moeten zijn.

Van mijn kant zie ik dat we efficiënter bezig zijn, omdat we nu niet drie vertaaladviseurs nodig hebben die afzonderlijk deze brieven hoeven te controleren. Ik kan het nu voor drie talen tegelijk doen. Als ik of iemand anders zich kan specialiseren in een bepaald bijbelboek, dan kunnen meerdere teams daarvan profiteren (en niet slechts één team).

We hebben ook geleerd dat we goed moeten kijken of de vertaalteams een vergelijkbare vertaalsnelheid hebben, of vergelijkbaar denkniveau. Halverwege deze week viel het op dat één vertaalteam consequent achter liep. De vertaler had moeite om dingen snel op te pakken, terwijl de anderen allang een probleem hadden gezien en opgelost. Op zulke momenten is het beter om een team uit de groep te halen, en met meer vergelijkbare teams te laten werken. Het groepsbelang is toch het belangrijkste in zo’n opzet als deze.

Ik heb geprobeerd om een inkijkje te geven in hoe we telkens weer onze manier van werken proberen te verbeteren. Dit lijkt een veelbelovende benadering te zijn, die makkelijk voor andere boeken te herhalen valt. Het doel is dat we aan het eind van drie weken de beide brieven vertaald en gecontroleerd hebben, inclusief een goed voorbereide vertaalcontrole in de dorpen. Ik hoop dat we aan het eind nog even enthousiast zijn als nu!

Het is zaterdagmorgen. Zoals iedere week, tijd om groente en fruit te kopen op de markt. Er is genoeg. Al het fruit is vers en de groenten zijn ’s morgens vroeg vanuit de dorpen naar de stad gebracht. De felrode tomaten zijn voller van smaak dan ik ze in Nederland ooit zal proeven. Samen met de paarse uien, groene papaya’s en gele bananen geven ze de markt een feestelijke uitstraling. De markt is een mooie plek om te zijn, als je er de energie voor hebt. Want even snel boodschappen doen is er niet bij. Daarvoor kennen we teveel mensen. Veel mensen voelen zich een ‘rafiki’, een vriend. En vriendschappen kosten tijd in Tanzania, én geld. Dat was toch even wennen in het begin. In Nederland vragen vrienden elkaar niet snel om geld. In Afrika is het een belangrijk kenmerk van een goede vriendschap, dat je elkaar altijd helpt als je kunt. Een nieuwe vriendschap aangaan houdt verplichtingen in.

“Rafiki!”  Ik draai me om en zie Lucio. Een vriend. We groeten elkaar uitgebreid, praten over de hitte, familie, werk, kerk, en wat al niet. En dan de altijd voorspelbare mededeling:  “Ik heb een probleem.” De verwachtingen zijn vooraf bekend. Ik weet dat hij mij nodig heeft, en hij weet dat ik waarschijnlijk kan helpen. Het is voor hem alleen de vraag of ik het wil. Lucio vraagt niet om iets voor zichzelf. Hij vraagt ons het schoolgeld te betalen voor zijn nichtje. We kennen haar niet, maar Lucio is onze vriend. En dat telt. Vorige maand hebben we 1/3 van het schoolgeld betaald. Lucio moest de rest erbij zoeken. Dat is hem niet gelukt. Blijkbaar is hij afhankelijk van hulp. Schoolgeld moet ieder jaar betaald worden. Eenmalige hulp is vaak geen echte hulp. We denken erover na wat wijs is. Als we kunnen, helpen we graag. Als een vriend.

[Deze column is afgelopen vrijdag verschenen in het tijdschrift De Wekker. De Wekker is het officiële landelijke blad van de Christelijke Gereformeerde Kerken]

 

Op ons vertaalcentrum hebben we al jaren de gewoonte om ’s morgens een gezamenlijke dagopening te hebben. Tijd om met elkaar te bidden, te zingen, elkaar te groeten, en thee te drinken. Tot vandaag hadden we altijd het gebruik om elkaar vlak voor de thee een hand te geven. Een mooi symbool om onze verbondenheid met elkaar te laten zien. Vanmorgen wierp echter iemand het idee op om dit handen-geven maar achterwege te laten. We hebben elkaar ’s morgensvroeg immers al begroet, en het is tegenwoordig een symbool zonder inhoud, zo werd gezegd. Toen er over gestemd werd, waren bijna alle Tanzaniaanse medewerkers ervoor om het handen-schudden af te schaffen. Dat verraste me…

Handen schudden gebeurt overal en altijd en uitgebreid, en ik had de indruk dat het belangrijk was voor mensen. Blijkbaar dus niet. Ik vroeg een van onze vertalers naar de traditionele manieren van groeten. Hij vertelde mij dat het handen-geven uit het Westen afgekeken is, maar niet een gebruikelijke manier van groeten is (ook al doet tegenwoordig iedereen er aan mee). Ja, groeten is belangrijk, heel belangrijk zelf. Maar met woordenJe begroet elkaar uitgebreid door elkaar vragen te stellen. Hoe lang en gedetailleerd dat moet hangt af van uit welke stam iemand komt. Sommigen zullen uitgebreid vragen wat je gisteravond gegeten hebt en hoe het met je vee gaat en nog twintig andere vragen, terwijl anderen alleen zullen vragen of je gezond bent, hoe het thuis gaat, en of je goed geslapen hebt. Maar handenschudden hoorde er nooit bij. 

Ik vind het nog steeds jammer dat we het nu afgeschaft hebben op ons vertaalcentrum, maar ik begrijp het nu wel een beetje.  En toch ook een beetje niet. Als ik Tanzanianen observeer, zie ik ze voortdurend handen schudden, en niet zo weinig ook. Misschien heeft de praktijk het ideaal om het ‘zoals vroeger’ te doen gewoon allang ingehaald. Hoe dan ook, ik verwacht niet dat ik voorlopig minder dan 50 keer per dag iemands hand schud, ondanks dat we het ‘officieel’ niet meer doen.

Sommigen dingen wennen nooit. Bijvoorbeeld als voor je ogen een kind met een stok afgeranseld wordt. Dat overkwam me zojuist. Ik was vandaag wat eerder dan normaal uit m’n werk thuis, omdat Dorien naar de wekelijkse vrouwenbijbelstudie ging. Ik had eerst wat gespeeld met Michaja, maar die had wat hoofdpijn zei ze. Toen ik haar op de bank legde, zag ik opeens twee kinderen door onze tuin rennen met hun armen vol mango’s. Nu gebeurt het iedere dag dat buurkinderen er met een mango of twee vandoor gaan, maar deze keer was het anders. Lees verder →

Dank jullie wel voor jullie gebed voor de rechtszitting afgelopen woensdag. God heeft geholpen! Om het samen te vatten: ’s Morgens vroeg al moest ik naar het politiebureau om de rechercheur op te halen. Ook hij was een getuige in deze zaak. Kort voor de zitting werden de politie-verklaringen van mij en onze bewaker voorgelezen, om de feiten weer helder op een rijtje te hebben (in de rechtszaak gaat het uiteraard om de feiten). Het was voor het eerst dat ik de verklaring van onze bewaker hoorde. In de verklaring geeft hij alles toe en legt uitgebreid uit hoe hij te werk is gegaan. Pijnlijk soms, maar geen grote verrassingen. Na deze instructie moesten we wachten tot de rechter klaar was voor de zitting. Dat duurde nog anderhalf uur. In die tussentijd was Daudi, onze bewaker, inmiddels ook gearriveeerd. In die anderhalf uur heb ik een uitgebreid gesprek met hem gehad. Dat was goed. We hebben opnieuw gesproken over het effect van wat hij heeft gedaan, voor mijn gezin en zijn familie en hemzelf. Hij vertelde mij dat hij 4 maanden in de hel van de gevangenis geleefd heeft. Daarna is hij op borgtocht vrijgelaten. Hij heeft een boot gebouwd om visser te worden en weer voor zijn gezin te zorgen. Hij benadrukte opnieuw hoeveel spijt hij heeft van wat hij heeft gedaan, en vroeg opnieuw om vergeving. Ik heb hem gezegd dat ik hem al vergeven heb, en geen enkele wrok koester. Of dit enig verschil zal maken in de uitkomst van de zaak is de vraag. De rechter zal – waarschijnlijk – op basis van de feiten een oordeel vellen, en dat kan zwaar uitvallen. Tijdens de zitting moest ik tegenover de rechter en twee assistenten de eed afleggen en zo’n 20 minuten lang vragen beantwoorden. De meeste vragen gingen over feiten (een enkele suggestieve vraag daargelaten), en ik kon telkens aansluiten bij hetgeen ik al eerder verklaard had. Dat maakte het eigenlijk vrij makkelijk, en ik kon alles goed volgen en helder uitleggen. Omdat rechtzaken ook hier publiek zijn, stonden er nogal wat mensen voor de ramen mee te luisteren. Aparte ervaring.

Deze foto is genomen bij de zaak die vóór die van ons behandeld werd. Je ziet hoe alles met interesse gevolgd wordt.

Hierna kreeg de inspecteur zijn termijn om te getuigen, en daarna Daudi om zich te verdedigen. Hij ontkende alles (dat is heel normaal tijdens een rechtzaak in Tanzania, ook al staat je vingerafdruk onder je eerdere verklaring bij de politie waarin je wel alles toegeeft, en ook al leg je even daarvoor de eed af met de slotzin ‘Moge God mij helpen om de waarheid te spreken’). De uitspraak volgt over een paar weken, maar daar hoef ik niet meer bij te zijn. Wat ons betreft is deze zaak nu over, en we mogen onze spullen weer gaan gebruiken. Het voelt alsof ‘een pak van ons hart’ is gevallen. Temeer ook omdat ik een goed gesprek met Daudi kon hebben, en vergelding nu erg onwaarschijnlijk lijkt. Het is goed om ons weer veilig te voelen, ook als we Daudi of familieleden ergens zouden tegenkomen (sommigen zijn echter verhuist, vanwege de schande). Blijf echter bidden voor Daudi en zijn gezin.

Al weer twee dagen hard aan de slag op het vertaalkantoor! Het is heerlijk om weer onderdeel van het vertaalteam te zijn, en weer mee te draaien alsof ik nooit ben weg geweest. Deze dagen ben ik vooral druk met de eindcontrole van het boek Handelingen in de Jita-taal. Onder begeleiding van een ervaren vertaalconsulent controleer ik een aantal hoofdstukken en probeer het team verder te trainen. Op de momenten dat ik zelf niets hoef te leiden, mag ik rustig leren van hoe anderen het doen. Geweldig leerzaam!

Morgen (woensdag) even heel iets anders dan vertalen. Al vroeg word ik in in de rechtbank verwacht om te getuigen in de zaak tegen onze bewaker die destijds bij ons ingebroken heeft. Een paar maanden geleden is hij op borgtocht vrijgelaten, maar nu wordt zijn zaak behandeld. Ik zie er best wel een beetje tegenop. De hele zitting zal in het Swahili zijn, en over dingen gaan die nu ruim een jaar geleden zijn gebeurd. Bid dat ik me de juiste dingen zal herinneren, dat ik me zal kunnen concenteren, en dat mijn houding en woorden goed zullen overkomen. Ik hoop dat deze rechtzaak Gods belangen zal dienen en een helder signaal afgeeft in de samenleving. Bid ook om bescherming als er ook bepaalde risico’s zijn, en rust om ons geborgen te weten in Gods hand.

 

Het is toch weer even wennen om in Tanzania te zijn. De routine is er nog niet, en dat maakt dat we nog wel eens om onzelf moeten lachen deze dagen.

Wat is er nu meer routine dan tanden poetsen? Toch moest ik me vanmorgen vier keer vermanen om geen water uit de kraan te gebruiken. Na een paar maanden verlof is het zo gewoon: tandenborstel pakken, water erop (hoeft niet, doe ik toch), pasta erop, nog eens water erop (snap ook niet waarom ik dat trouwens doe), poetsen, spugen, mond spoelen met water, tandenborstel spoelen met water, en dan nog een naspuugje (gekke gewoonte trouwens).  Zowel tegen de kinderen als tegen onszelf preken we deze eerste dagen met veel overtuiging: GEEN WATER UIT DE KRAAN!!! Het zal wel een paar dagen duren voordat ook ik weer automatisch naar de fles met gefilterd water zal grijpen.

Bij de kinderen is het Swahili ver weg gezakt. Wij kunnen ons nog prima redden, maar het is wat minder vloeiend nog dan vóór ons verlof. Juist op momenten dat je spontaan reageert kan dat wel eens komisch uitpakken. Toen ik gisteren gegroet werd door iemand (met een volstrekt normale groet die ik van tevoren had kunnen zien aankomen), probeerden mijn hersens even om te schakelen naar het Swahili, maar dan ging niet helemaal goed blijkbaar. Er kwam een soort grommend gebrabbel uit m’n mond wat meer leek op het geluid van iemand die ’s morgens vroeg met een mond vol ‘goeiemorgen’ probeert te zeggen. Het klonk nergens naar. Geen idee wat de beste man gedacht heeft,  want dat wat het enige wat hij van mij gehoord heeft. Vanmiddag liep ik weg bij een bank waar ik een verkommerd restantje van onze Tanzaniaanse bankrekening opgenomen had (volgende week zijn we weer miljonair trouwens, in shillings!). Het was rond half 3 op de middag. Ik zag aankomen dat ik bij het oversteken mijn pad zou kruisen met iemand anders. Toen we elkaar bijna passeerden, riep deze vriendelijk mevrouw ‘Good morning!’ Opnieuw kortsluitinkje in m’n hoofd. Ik wist van goedigheid niets terug te zeggen. Wie verwacht er nu ook dat in Musoma iemand je midden op de dag in het Engels ‘Goede morgen’ wenst?!

Ook het auto-rijden in Tanzania is weer even wennen. Niet alleen dat we links rijden en het stuur aan de andere kant zit, maar ook weer hoe de ‘verkeersregels’ op straat werken. Iedereen heeft het recht om kuilen te ontwijken, en dat geeft een heel boeiend rijspel van goed naar elkaar kijken en aanvoelen wat de ander gaat doen. En hoe vaak ik al niet de ruitenwissers heb aangezet als ik richting aan wilde geven…

De hond die we bij ons vertrek uit Tanzania lief kwispelend achterlieten, ligt nu doodstil onder een bult zand op ons gazon (voor zover je daar ooit van kunt spreken in Tanzania). Gekke plek trouwens. Had het meer als een grasveld in gedachten, niet als een grafveld. We missen Trix. Een paar weken geleden heeft iemand ons een puppie gegeven. Een machtig lief beest, hoewel hij in niets op een waakhond lijkt (en dat moet toch eens z’n hobby gaan worden). De kinderen zijn nog erg bang voor, en Snuffie (want zo heet hij, dankzij al die boekjes van Nijntje in onze kast), niet minder voor de kinderen. Vanmiddag, toen de buurkinderen in grote getale bij ons kwamen spelen, was Snuffie verdwenen. Nergens te vinden, ook niet na 3x grondig de tuin doorzoeken. Hij is nog klein, nog maar zeven weken of zo, dus we waren haast bang dat hij uit angst afscheid van ons had genomen en met de staart tussen de benen ervandoor gegaan was. Maar zo waar, net toen we hem bijna opgegeven hadden, zagen we een natte neus in een donker hoekje dat volgepoot staat met varens. Een prima verstopplekje voor een waakhond! Maar goed, iedere bewaker is ook ooit baby geweest. Het komt best een keer goed. (ps. gelieve deze informatie over onze waakhond aan niemand in Musoma door te sturen).

Even na vijfen hebben we ‘de oude Simeon’ op bezoek gehad! Op de poort werd luid ‘hodi, hodi!’ geklopt door één van mijn vertalers, de grijze dominee Waynse. Hij kon niet wachten tot wij weer naar het vertaalcentrum zouden komen. Na een stevige omhelzing beende hij met grote stappen voor mij uit om Aron te bekijken. Dorien kwam net de gang in met Aron op haar arm. Hij werd even vriendelijk bejegend door onze sympatieke vriend, waarna hij zijn armen ten hemel spreidde (voor zover mogelijk in een gang van 1 meter breed) en een krachtig gebed uitsprak naar God om Aron te beschermen hier in Tanzania. Na het amen vertrok hij met dezelfde vaart weer naar buiten, omdat er op hem gewacht werd (ik ken geen Tanzaniaan die meer op de tijd let dan deze man). Kortom: een ware ‘Simeon-ontmoeting’.